Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Nias, Die Insel. Ausland. 1880. N. 48.

Padang, Ueber den Hafen von, Annalen d. Hydrograph. 1880. p. 484. Padang, Handel von, in 1878. Deutsches Handelsarch. 1880. N. 19. Papua, Die, Neuguinea's und der Nachbarinseln. Ausland. 1880 N. 39. Pazos (P. de) Die Bewohner des Suluh-Archipels. Nach dem Spanischen von F. Blumentritt. Globus. XXXVII. 1880 N. 6.

Raffles (Sir T.). The maritime Code of the Malays, reprinted from a Translation. Journ. of the Straits Branch of the R. Asiatic Soc., No 3.

Raffray (A.), Eine Forschungsreise nach den Molukken und Neuguinea, Aus allen Welttheilen. XI. 1880. p. 339, 356.

Raffray (A.), Voyage en Nouvelle Guinée. Tour du Monde. 1879. N. 953. Rosenberg (H. v.), Les îles Kei. Notes ethnographiques. Annales de l'extrême Orient. 1880. N. 20. p. 231.

Rupprecht (F. A. v.), Missigits in Niederländisch-Ostindien. Globus, XXXVIII, N. 10.

Schreiber (Dr. A), Der Wettstreit des Christenthums und des Islams in Holländisch-Ostindien. Evang. Missions-Magazin, N. F., herausg. v. Jos. Hesse, 23 Jahrg. p. 63.

»Sumatra", On the name. Journ. of the Straits Branch of the R. Asiatic Soc N. 4. 1880. p. 37.

Veth (P. J.), Notizia su Selajar ed isole adiacente. Cosmos di Cora. VI. 1880. p. 41. Veth (P. J.), The Dutch Expedition to Central-Sumatra. Proceed, of the R. geogr. Soc. I. 1879. p. 759.

Veth (P. J.), Die Expedition nach Central-Sumatra, ausgeführt von der Niederländischen Gesellschaft. Petermann's Mitthl. 1880. p. 1.

Veth (P. J.), Java. Langues et littérature. Annales de l'extrême Orient. Avril 1880.

Wake (C. St.), Notes on the Polynesian race. Journ. Anthrop Institute, London Aug. 1880.

Westpalm van Hoorn tot Burgh, Geography of Achin. Transl. by Bieber. Journ. of the Straits Branch of the R. Asiatic Soc. N. 3. 1879. p. 121.

Yule (Col.) Notes on Analogies of Manners between the Indo-Chinese Races and the Races of the Indian Archipelago. Journ. Antrop Institute, London Febr. 1880

Ter herinnering aan P. A. Leupe.

EEN WOORD BIJ HET GRAF.

18 Februari 1881.

DOOR

A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

Nog versch ligt 't ons in het geheugen, dat wij de laatste eer bewezen aan 't stoffelijk overschot van den verdienstelijken Adjunctarchivaris, Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge. Thans zijn wij hier geroepen, dien plicht te vervullen jegens een wellicht even verdienstelijk Ambtenaar. Pieter Arend Leupe, geboren te Haarlem 22 December 1808, wie had bij zijne geboorte gedacht, dat hij eenmaal zoo'n man zou geworden zijn!

van 't

Gij, mijn Vriend, die als eenvoudig soldaat bij het korps Mariniers in dienst traadt, later tot officier opklomt en als kapitein gepensioneerd werdt met den rang van Majoor, hebt eervol gestreden tijdens den Belgischen opstand. Gedurende Uwe veelvuldige reizen hebt Gij toen reeds met den tijd, die U gegund werd, gewoekerd; Gij toch hebt alstoen menig buitenlandsch archief bestudeerd en de kiem gelegd geen Gij later worden zoudt. Sedert 1863 aan het Rijksarchief geplaatst, hebt Gij menigen zoowel binnen- als buitenlandschen navorscher en geschiedschrijver aan U verplicht; steeds vond men U bereid om te helpen, daar waar dit in uw vermogen was. Veel hebt Gij sedert dien tijd gewerkt; daarvan getuigen uwe veelvuldige geschriften. Slechts enkele behoef ik hier in herinnering te brengen. In 1867 verscheen van U met uwen vriend van Braam Houck geest, »de geschiedenis van het corps Mariniers van 1665 tot op dezen tijd"; kort daarop Uwe belangrijke studie over Gregorius Everardus Rumphius, Ambonsch natuurkundige, niet lang geleden eene andere over NieuwGuinea; doch waartoe meer genoemd? zekerlijk zoude nog een overgroot getal andere bijdragen genoemd kunnen worden, die van uw lust en uwen onvermoeiden ijver getuigen; we vinden ze verspreid in

de werken van het Koninklijk Instituut voor de Taal- Land en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, dat U onder zijne verdienstelije leden telde, in de Verhandelingen en berichten betrekkelijk het zeewezen, in de Werken van het Historisch Utrechtsch Genootschap en op verschillende andere plaatsen, te veel om hier op te noemen.

Leupe! Uw pad liep hier niet altijd over rozen, Gij hebt niet altijd het zoete en 't aangename der aarde mogen genieten; geen ridderkruis, dat Gij voor uw werken en streven waarlijk wel verdiendet, sierde uwe borst. Voor de wetenschap en ook voor ons zijt Gij te vroeg heengegaan; gelukkig hebt Gij weinig geleden, daar een plotselinge dood wegnam. Ons zijt Ge slechts voorgegaan, en uw naam zal steeds bg ons in dankbare herinnering blijven.

Uwe assche ruste in vrede!

Naar aanleiding

VAN

s'HEEREN R. VAN ECK'S BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET MENANGKABAUSCH-MALEISCH,

(Indische Gids, November 1880.)

DOOR

J. HABBEMA.

Het is een verblijdend verschijnsel dat het Menangkabausch, eene taal die door meer dan een millioen menschen in het belangrijkste gedeelte van Sumatra wordt gesproken, in den laatsten tijd meer en meer de aandacht trekt der beoefenaren van Indische talen.

De heer v. Eck heeft door zijne bijdrage in dit Tijdschrift (November 1880) getoond, dat de kennismaking met het Menangkabausche dialect hem ernst is.

Na zich op de hoogte te hebben gesteld van hetgeen er al zoo in den laatsten tijd omtrent dat dialect is medegedeeld, heeft hij getracht daarvan een geheel te maken, en stelt ten slotte eene transscriptie van het Menangkabausch met Latijnsch karakter voor, die in enkele opzichten van de door mij gebezigde afwijkt.

Om aan te toonen dat mijn stelsel van transscriptie op goede gronden berust, ben ik genoodzaakt nogmaals de voornaamste regels op te geven, die de transscriptie van het Menangkabausche dialect moeten beheerschen.

1. De stomme e wordt in het Agamsche dialect steeds als a, in het Raosche als o uitgesproken, terwijl zij in het Moko-Mokosche dialect in de uitspraak onveranderd blijft. Perang of porang.

Deel I, 1881.

=

parang

49

de werken van het Koninklijk Instituut voor de Taal- Land en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, dat U onder zijne verdienstelijke leden telde, in de Verhandelingen en berichten betrekkelijk het zeewezen, in de Werken van het Historisch Utrechtsch Genootschap en op verschillende andere plaatsen, te veel om hier op te noemen.

Leupe! Uw pad liep hier niet altijd over rozen, Gij hebt niet altijd het zoete en 't aangename der aarde mogen genieten; geen ridderkruis, dat Gij voor uw werken en streven waarlijk wel verdiendet, sierde uwe borst. Voor de wetenschap en ook voor ons zijt Gij te vroeg heen. gaan; gelukkig hebt Gij weinig geleden, daar een plotselinge dood U wegnam. Ons zijt Ge slechts voorgegaan, en uw naam zal steels bę ons in dankbare herinnering blijven.

Uwe assche ruste in vrede!

« ZurückWeiter »