Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Maar het had hun al sedert lang gehinderd, dat karrevoerders, koeli's, enz. met het beste succes systematisch de ondernemers afzetten, in de volle overtuiging, dat zulke praktijken niet vielen onder 't bereik der strafwet. Menigmaal had men den aanklager moeten verwijzen naar den Landraad. Maar wat baatte het? Een civiel vonnis tot schadevergoeding, daar had hij niets aan, want de man bezat niets; veelal zelfs geen eigen huis. Een strafvervolging? Evenmin. Heeft niet meermalen de Landraad een karrevoerder, die f 50 tot f100 voorschot had gevraagd en gekregen, om daarvoor een trekbeest te koopen, maar in stede daarvan 't voorschot had verdobbeld en met dansmeiden doorgebracht, waardoor hij geen vervoermiddel bezat om 't riet te transporteeren, waartoe hij zich had verbonden, heeft niet meermalen de Landraad zoodanig slecht sujet veroordeeld, met het resultaat dat het Hof in revisie dat vonnis vernietigde, omdat 's mans handeling niet het kenmerk droeg van oplichting of afzetterij? En wat was dan 't gevolg van zoodanig échec? Bevordering van oneerlijkheid!

Waarlijk, het was hoog tijd, dat deze strafbepaling in 't leven geroepen werd, niet alleen om de particuliere ondernemers te beschermen tegen kwade praktijken, maar vooral ook uit een zedelijkmaatschappelijk oogpunt. Aan de inlandsche bevolking moest worden te kennen gegeven, dat de Regeering dergelijke oneerlijke handelingen niet goedkeurt; want vergeet niet, dat bij alle goede eigenschappen die men den Javaan toekent, dat deel van de inlandsche bevolking, dat in en voor de industriëele ondernemingen (de suikerfabrieken vooral) werkt, van de minst deugdzame soort is.

Ik ben een vriend van den Javaan en heb menigmaal voor zijne belangen gestreden, maar ik ben een vijand van losbandigheid en oneerlijkheid. Wat zegt de heer Holle, de bekende vriend van den inlander, de man die zelfs in zijne bewegingen, in zijne dagelijksche gewoonten, zooveel mogelijk de inlandsche adats opvolgt, ten einde zich als 't ware met hen te verbroederen? Hij zegt: „,,Het behoud van de bepaling komt mij wenschelijk voor, maar ik moet verklaren, dat ik er nooit behoefte aan gehad heb." Dat hij zelf er geen behoefte aan gehad heeft, strekt hem tot eere. Dat is niet alleen omdat hij fatsoenlijk man is, maar omdat hij bovendien een zeldzamen tact heeft om zich bij de bevolking bemind te maken, een eigenschap, die men niet algemeen in die mate kan verwachten, noch mag vorderen.

Maar kan 't verschil in karakter van de inlandsche bevolking in zijn omgeving met die van de andere stieken op Java en elders ook niet voor een deel daarvan de oorzaak zijn? - In elk geval

acht diezelfde heer Holle toch de strafbepaling wenschelijk, - let wel: wenschelijk!

Indien hij, de vriend der inlandsche bevolking, in die bepaling niet anders zag dan exploitatie van den inlander ten bate van den Europeeschen werkgever; indien hij daarin zag onderdrukking, onrecht, schade voor de inlandsche bevolking, hij zou zeer zeker de bepaling niet wenschelijk achten. Maar ik ben overtuigd dat de heer Holle de zaak uit hetzelfde oogpunt heeft beschouwd, als waarin ik ze thans gesteld heb, en haar behoud in 't algemeen belang dus wenschelijk acht.

Aangezien echter uit het Kamer-debat is gebleken, dat de redactie van het artikel, volgens de opvatting van sommigen, vatbaar is voor een andere interpretatie dan door den ontwerper werd bedoeld, zoo zou die, tot wegneming van allen twijfel, kunnen worden gewijzigd, als volgt:

>>>Met geldboete van ƒ 16 tot ƒ 25, of met tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, van zeven tot twaalf dagen, wordt gestraft:

hij die, zich als dienstbode of werkman verhuurd hebbende (a) voor een be paalden tijd, of (b) bij de maand voor een onbepaalden tijd, zonder aannemelijke redenen, binnen den hieronder vermelden tijd, zonder toestemming van den dienstbruiker, zijn dienst verlaat, of weigert te arbeiden:

»voor (a): binnen den bepaalden tijd, of, is die langer dan drie maanden binnen de drie maanden;

»voor (b): gedurende de loopende maand.

>>En zulks behoudens zijne burgerlijke verplichtingen, en tenware het feit misdrijf mocht daarstellen.

>>Bij het voornemen om den dienst te verlaten behoort de werkman of dienstbode in beide gevallen uiterlijk op den 15en der maand daarvan kennis te geven aan zijn patroon, om op den laatsten dierzclfde maand te worden ontslagen. >>Het genot van voorschot of welke andere geldschuld ook, maakt geen verandering in de toepassing van deze bepaling.

»Na de executie der bedreigde straf is de dienstbode of werkman niet verplicht naar zijn meester terug te keeren.

De aannemelijkheid der redenen van dienstweigering of ontvluchting wordt. aan de beoordeeling van den politie-rechter overgelaten."

Ten aanzien van de immigranten kunnen andere bepalingen wor den ontworpen, overeenkomstig de verhouding van dezen met hunne werkgevers.

Den Haag, Maart 1877.

Slot. Wanneer nu de berichten uit Indië aantoonen, dat een verstandige toepassing van de in 1877 verworpen strafbepaling verkieslijk is boven de tegenwoordige regeling van 't onderwerp, dan hoop ik dat niemand zich door valsche schaamte zal laten terughouden, om het vroeger afgekeurde opnieuw in bescherming te nemen. Oct. 1880.

H.

De nood van Bantam.

Hoofden van Lebak, wij hebben dikwijls misslagen begaan, en ons land is arm, omdat wij zooveel misslagen begingen. MAX HAVELAAR.

't Liep tegen het einde van 1879, toen de Regeering een assistent-resident naar Bantam zond, om den Resident bij te staan, nu de bevolking zooveel te lijden had tengevolge van veepest, koorts/ en droogte.

In 't begin van het jaar was de veeziekte op Java het eerst geconstateerd op het land Simplicitas in de afdeeling Meester Cornelis, vanwaar zij zich weldra over een groot deel der residentie Batavia en ook over de hoofdplaats uitbreidde. „Met inspanning van alle krachten," gelijk het Koloniaal Verslag verzekert,,,werd getracht de verwoestende ziekte te stuiten, en in April scheen men haar in de residentie Batavia meester te zijn geworden, nadat een 3000tal beesten waren afgemaakt." Maar in Mei vertoonde zij zich weder, en op verschillende plaatsen, in de genoemde residentie, en terwijl zij een maand later ongekend hevig woedde in de afdeelingen Buitenzorg, Meester Cornelis en Tangerang, heerschte zij tevens in de PreangerRegentschappen en Bantam. Sedert het begin van April was de besmetting naar de Preanger overgeslagen; sedert het laatst van die maand naar de afdeelingen Lebak en Serang in Bantam. 1)

Evenals elders werden in Bantam verboden kringen getrokken waarbinnen het aan vrije lucht en baden gewone vee gestald moest blijven; paggers opgericht waarvan men verwachtte dat zij de besmetting zouden keeren, en gecommitteerden aangesteld die zoowel de verdachte als de zieke beesten deden afmaken; en evenals elders

1) Zie Koloniaal Verslag over 1879, pag. 125.

ontbrak deskundig toezicht en werd der bevolking veel overlast aangedaan, zonder dat dit haar veestapel ten goede kwam. Duizenden buffels werden doodgeschoten, en reeds vóór het uitbreken van de ziekte was de veestapel in Bantam zeer zwak. Het getal der buffels bedroeg weinig meer dan 160 000, dat der runderen in de geheele residentie hoogstens twee duizend. Buffels en runderen samentellende, vond men op elke duizend Bantammers

in 1870 225 stuks, benevens dertien paarden;

[ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

vijftien
tien

vijftien

of aan buffels

[ocr errors]

1878 233 en runderen ongeveer de helft van hetgeen een der armste provinciën van Nederland aan runderen bezit, en aan paarden, wat de quantiteit betreft, slechts ongeveer een tiende!) Wel donker moest dus de toekomst van Bantam's bevolking worden, nu er van de weinige buffels nog zoo vele bezweken aan de pest, en een ander, waarschijnlijk niet minder groot, getal als verdachten werd afgemaakt op last van onbekwame gecommitteerden.

Aanvankelijk was haar bezorgdheid echter niet groot; want voor elken afgemaakten buffel werd den eigenaar een schadeloosstelling uitge keerd, ruim genoeg om daarvoor een andere kerbouw te koopen, zoodra de veeziekte geweken zou zijn; en men vleide.zich met de hoop, dat zij niet lang meer aanhouden zou. Maar de hoop werd beschaamd, ja, de pest breidde zich uit, en ook onder de bevolking sloop een ziekte rond, die weldra honderden den dood aandeed. De Resident rapporteerde, dat in October 175 inlanders aan koorts overleden; maar bekend is het, dat, zooals het getal der levenden door de inlandsche hoofden en ambtenaren gemeenlijk te laag wordt aangegeven, opdat het Gouvernement zich in zijn eischen van cultuur- en heerendiensten eenigermate beperke, zoo ook het getal der gestorvenen te laag wordt gesteld, opdat er geen twijfel rijze aan de tijdigheid en doeltreffendheid van de maatregelen, in het belang van den openbaren gezondheidstoestand genomen. Bovendien voegde de Resident zelf bij zijn cijfer de waarschuwing:,,voor zoover de opgaven strekken." Het cijfer van 175 dus kon om tweeërlei rede

1) Vergelijk het artikel De veestapel op Java in de Indische Gids 1880 1e deel pag. 852 en 853, alsmede het Koloniaal Verslag voor 1880, pag. 186.

nen geen geloof vinden: ten eerste niet als officiëele waarheid, ten tweede niet krachtens de reserve van den Resident. En wie korter of langer tijd zich in Bantam opgehouden had, wist dat de verwoestingen, door de koorts aangericht, veel geduchter waren. Was hij daar niet getuige geweest van de talrijkheid der begrafenissen, en had hij niet op het gelaat van duizenden inlanders de teekenen eener uitputtende ziekte waargenomen ?

De tijd voor het bewerken der sawah's naderde. Het geld, als vergoeding voor het afmaken van de buffels ontvangen, was verdwenen; hier, omdat de nood drong nu de kostwinner door koorts tot werkeloosheid werd gedoemd; ginds, omdat het in wanhoop of uit zorgeloosheid met spel en opium werd verbrast. Ploegvee had menig landbouwer niet meer. Koortsen hielden duizenden in hun woning. En wien de pest of de gecommitteerden niet van zijn vee hadden beroofd en de koortsen niet de krachten hadden gesloopt, die kon veelal zijn velden toch nog niet bereiden voor den oogst, want er kwam geen regen, die den grond week en vruchtbaar maken moest. October was reeds aangebroken, en nog altijd stond de lucht strak. November trad in, en de Westmoesson werd door de zwaar beproefde bevolking vruchteloos verwacht. Een enkelen. keer brak er een stortbui los, zóó geweldig, dat trots de langdurige en felle droogte sommige rivieren het water niet verzwelgen konden, maar één, twee dagen later was de grond weer dorstig als vóór den overstelpenden vloed. Door de zon uitgeschroeid verkorrelden de aardkluiten op de akkers, scheurde de grond vaneen en werden de velden zóó hard, dat zij als knarsten onder de aanraking van ploegijzer of patjol.

,,In enkele districten der afdeelingen Serang en Lebak is het te voorzien, dat door gebrek aan ploegen niet alle sawah's zullen kunnen beplant worden", rapporteerde de Resident van Bantam over November 1879. 1)

Officieele waarheid alweer!

De Regeering zelve achtte den toestand veel ongunstiger, en om die reden zond zij den Assistent-Resident W. A. de Kock van Leeuwen naar Bantam.

Wellicht ware een zestal geneesheeren voor de bevolking dienstiger geweest, maar de heer van Leeuwen deed wat hij vermocht. In de afdeeling Serang aan het werk gesteld, doorkruiste hij die in alle richtingen, hield overal onderzoek, en als een eerlijk man bracht hij rapport uit. Hij heeft zijn taak even conscientieus volbracht als

1) Zie Javasche Courant van 6 Januari 1880.

« ZurückWeiter »