Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

gars moeten worden opgeslagen, en de gebruikers huur van deze magazijnen hebben te betalen; en de buitenlandsche handel, op zijn beurt, kan door de vrije bewegingen van zijn goederen ze te Priok opslaan.

De concurrentie met Singapore zal Batavia niet te zwaar vallen: Singapore is door zijn ligging in Straat Malaka moeielijk te naderen; de beste weg van Aden of Point de Galle naar China leidt bezuiden Sumatra en dus door Straat Soenda; de route van Australië valt ook door deze Straat. In de toekomst zullen de ontzaggelijke aanvoeren naar China en Japan een weg kunnen vinden door Straat Soenda en over Batavia.

Dat heeft de Regeering bij het vaststellen van een plan op het oog gehad, en onbekrompen, krachtig en voortvarend streeft zij er naar, om Priok aan die bestemming te doen beantwoorden. Zoo heeft zij nog, toen de zekerheid ontstond dat het werk binnen een drietal jaren gereed zou zijn, een ingenieur der Bataviasche Havenwerken naar Europa gezonden, om alle handelsplaatsen te bezoeken, ten einde de stelsels van dokken te bestudeeren en daarna tot de beste keuze te komen. Een krachtige fabriek is reeds voorhanden om later bij de exploitatie dienst te doen, terwijl alle noodige maatregelen worden genomen om den bouw van het werk te bespoedigen. Wellicht duurt het nog lang, eer Batavia de aangewezen hoogte als stapelplaats van het Oosten ten volle bereikt heeft, maar ook dan, wanneer die uitkomst nog slechts ten deele is verkregen, zullen de uitgaven voor de havenwerken blijken rentegevend te zijn.

Inderdaad, de opvatting van het plan getuigt van een ruimen blik, en de uitvoering strekt ten bewijze van toewijding, beleid en énergie. Het is een werk, waarop Nederland trotsch zal mogen zijn: als een van de meest grootsche zeewerken onzer eeuw zal eenmaal de modelhaven van Batavia worden genoemd.

Batavia, September 1880.

[blocks in formation]

De vermindering

VAN DE

Nederlandsch-Indische cavalerie.

Met een gevoel van verlichting zullen zij, die belangstellen in het Indische leger, en speciaal in het wapen der cavalerie, kennis genomen hebben van het onlangs verschenen Koloniaal Verslag; vooral zal dat het geval zijn met hen, die in den laatsten tijd zoowel in officieele als publieke geschriften zijn te velde getrokken tegen de voorgenomen vermindering van dat wapen.

Treffen ons toch bij de lezing van het Koloniaal Verslag over 1878-79 de volgende zinsneden:

>Omtrent de reorganisatie van het wapen der cavalerie zijn onlangs nadere voorstellen van de Indische Regeering ontvangen, waarbij aan de vroeger aanbevolen inkrimping van dat wapen tot twee Europeesche veldeskadrons wordt vastgehouden, en boven die formatie gerekend wordt op het detachement cavalerie bij de paardenstoeterij te Malassoro (Zuid-Celebes), waarvan het inlandsch personeel naar de behoefte aangevuld zou kunnen worden uit dat der bereden artillerie; terwijl de aanvulling van het kader dan bij het detachement zelf zou moeten plaats hebben.

Een beslissing nopens dit voorstel wordt aangehouden, totdat de hooger vermelde geheele herziening der legerformatie tot stand komt.

Inmiddels is de Indische Regeering aangeschreven, om de cavalerie niet compleet te houden overeenkomstig de cijfers harer tegenwoordige formatie thans 6 eskadrons, een dépôt en een detachement, te zamen 40 officieren, 1075 Europeesche en inlandsche onderofficieren en minderen en 850 paarden maar haar sterkte geleidelijk te doen dalen tot de voorgestelde formatiecijfers (13 officieren en 386 minderen);

[ocr errors]

met een zekere tevredenheid lezen wij in het Koloniaal Verslag over 1879-80 het volgende:

»Op bladzijde 32 van het vorig Verslag werd melding gemaakt van een aanschrijving, die aan de Indische Regeering werd gericht met het doel om de sterkte van het regiment cavalerie, in afwachting der reorganisatie van dat wapen, geleidelijk te doen afnemen. De bezwaren, die het legerbestuur tegen dit plan inbracht, deden daarop terugkomen, terwijl tevens naar aanleiding van een voorstel om in elk geval het cavalerie-detachement te Makasser te behouden aan de Indische Regeering werd verzocht om over de vroeger voorgestelde inkrimping van het regiment tot op twee Europeesche eskadrons nader hare gedachten te doen gaan en haar advies tijdig in te zenden, opdat bij de samenstelling der begrooting voor 1882 daarmede rekening gehouden zou kunnen worden."

Tot recht begrip van de beslissing, zooals wij die boven uit het eerstgenoemde Verslag hebben weergegeven, dient men bekend te zijn met de geschiedenis van de door de Indische Regeering ter zake gedane voorstellen. Deze geschiedenis zal hier in het kort worden vermeld, waarbij wij ons beroepen op een opstel van den heer F. de Bas, kapitein bij den Generalen Staf van het Nederlandsche leger, voorkomende in de nos. 9 en 10 van de Militaire Spectator van 18:0. De naam van dezen officier is ons een waarborg, dat hetgeen hij ter zake mededeelt werkelijk is de waarheid".

Volgens dien geachten schrijver dan is het voorstel tot vermindering van de N. I. cavalerie bepaald uitgegaan van den GouverneurGeneraal, en ligt de oorsprong in het verlangen der Indische Regeering om een korps bereden politie op te richten zonder de staatsbegrooting te bezwaren of andere posten van het budget te doen verdwijnen. Door vermindering van het ruiterwapen, waarvan de dienst niet geevenredigd werd geoordeeld aan het daaraan ten koste gelegd bedrag, hoopte men de fondsen te vinden, voor het gewenscht politiekorps noodig.

De Kommandant van het N. I. leger kon zich echter op verschillende deugdelijke gronden daarmede niet vereenigen en gaf te kennen, dat hij veeleer gestemd was voor een uitbreiding dan voor een vermindering van het wapen; hij gevoelde zich verplicht minstens tot behoud van de tegenwoordige sterkte te adviseeren.

De aangevoerde gronden werden niet bestreden, laat staan wederlegd; de Gouverneur-Generaal deelde den Legerkommandant eenvoudig mede, dat hij ze niet beamen kon, dat zijn meening ter zake gevestigd was, en dat hij den Legerkommandant opdroeg ten spoedigste voorstellen te doen tot samenstelling van de cavalerie op verminderden voet. De Legerbevelhebber vermeende echter andermaal zijn bedenkingen tegen den voorgenomen maatregel te moeten inbrengen en verklaarde in den gewilden geest geen organisatie te kunnen ontwerpen, waarbij de ruiterij nog geschikt moest worden geoordeeld voor het doel, waar

« ZurückWeiter »