Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Het bestaande weide- en sprokkelrecht (servituut) der gemeenten op de boschgronden moest geregeld worden. Zulk een regeling ontbreekt ten eenenmale.

Het houtverkeer buiten de bosschen behoorde geheel vrij te zijn, maar dat binnen de bosschen moest men aan des te strenger contrôle onderwerpen. Tegenwoordig heeft juist het omgekeerde plaats. Vide Art. 48 alinea 4.

De verdachte bezitters van hout in boschdèsa's moesten genoodzaakt kunnen worden, de rechtmatigheid der herkomst van het hout aan te toonen. Ook dat is tegenwoordig niet mogelijk.

De vigeerende bepalingen zijn volstrekt onvoldoende. Er bestaat onmiskenbaar behoefte aan wijziging en aanvulling. Voor een paar jaar nog is dat door den Resident van Rembang geconstateerd, toen hij gegevens verzamelde voor een nieuwe boschpolitie-keur in zijn gewest, en ik geloof niet, dat één resident het tegendeel kan staande houden.

Mijn achtste advies is: Breid het personeel uit!

Met het tegenwoordige personeel zijn de voorgestelde verbeteringen niet tot stand te brengen; vermeerdering is dus onmisbaar. Maar die vermeerdering kan trapsgewijze plaats vinden, en wel zóó, dat elke vermeerdering onmiddellijk en ruimschoots wordt vergoed door de resultaten.

Het eerste werk zal moeten zijn: het samenstellen van een commissie voor de bedrijfsinrichting met een Chef, die onder de rechtstreeksche bevelen van den betrokken Directeur en den aan dezen toegevoegden Inspecteur staat, en die, behalve over een Europeeschen en eenige inlandsche teekenaars, die de opnamen in kaart brengen, over een kader van houtvesters en aspiranten beschikt, waaruit hij verschillende commissiën vormt. Elke commissie wordt door den Chef gepresideerd en werkt onder zijn orders; meer dan vier dergelijke commissiën zal hij wel niet kunnen leiden. In overleg met den houtvester van een district werken de commissien een bedrijfsplan uit voor een complex van 8000 H.A.; is dat plan goedgekeurd, dan wordt voor dit complex een nieuwe houtvester benoemd, die het beheer overneemt en het vastgestelde plan ten uitvoer legt, terwijl de commissiën zich met een ander complex bezig houden, en zoo voortgaande langzamerhand voor elke houtvesterij (complex) een plan bewerken.

De uitgaven daarvoor raam ik op f 61 320 per jaar, n.l.

f 9600 's jaars voor den Chef der Inrichting;

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

«

f 24000 's jaars voor acht Aspir Houtvesters (elk à ƒ 250 's inaands); 1920 vier inl. Teekenaars (elk à f 40's maands); Met zulk een personeel zou men in tien jaar tijds ruim twintig houtvesterijen op gezonde grondslagen kunnen regelen, en milde bronnen van inkomsten voor de schatkist openen.

Op Java en Madoera hebben wij ± 650 000 H. A. djati- en stellig 300 000 H. A. wildhout-bosch, gezamenlijk derhalve 950 000 H. A. Volgens het Koloniaal Verslag voor 1878 werpt die uitgestrektheid jaarlijks zuiver±ƒ 720 000 af; dat is: f 0.76 per H. A. Daarentegen worden er in 't geheel f 286 000 per jaar aan personeele uitgaven besteed; dat is: f 0.30 per H. A. Bijgevolg beloopt de netto-opbrengst het 21,voud van de personeele uitgaven.

Stel nu daarnaast Duitschland! In Duitschland bedraagt de nettowinst per hectare gemiddeld f 12.60 en zijn de uitgaven voor het personeel gemiddeld f 2.50 per jaar of 5 maal minder. Duitschland dus maakt per hectare bijna f 12 meer dan Indië.

Vergeet verder niet, dat voor Java alleen de winstgevende boschvlakte in rekening is gebracht, met uitsluiting van de bosschen, die aangehouden moeten worden ten algemeenen nutte, maar niets afwerpen, terwijl in Duitschland het geheele bosch-areaal is genomen. De bewonding van duinen en van uitgestrekte zandvlakten heeft alleen ten doel. aangrenzende cultuurgronden tegen verzanding te beschermen; de be wouding van bergruggen en bergtoppen dient alleen, om windbrekers te verkrijgen of om, tot verzekering van een geregelde waterverdeeling. de bronnen te conserveeren. Al die werken zijn ontegenzeggelijk van algemeen nut, maar de resultaten komen geldelijk niet ten bate van het bosch wezen, dat ze ten koste van groote uitgaven verkreeg, en daardoor wordt het netto-winstcijfer van het boschwezen lager.

De conclusie zal wel geen andere kunnen zijn, dan dat het boschwezen in Duitschland veel meer rendeert dan in NederlandschIndië; en ik meen dat vooral te moeten toeschrijven aan Duitschland's meer intensief beheer. De houtmarkt op Java is volstrekt niet slechter dan in Duitschland, waar men gemiddeld 25% van het staatsdomein met bosch ziet bedekt, wat op Java niet meer het geval is, en waar de consumptie, tengevolge der vele surrogaten, minder dan op Java bedraagt. De mindere netto-winst op Java is te wijten aan de extensiviteit van het beheer en aan de speculatie met de uitbesteding der boschontginning.

Eindelijk en dit is mijn laatste advies van goed inlandsch hulppersoneel!

: zorg voor de opleiding

Daarover niets meer dan een kort woord. Ik hoop later de vraag

te bespreken, hoe die opleiding, ook met het oog op den landbouw, behoort te geschieden; hier wilde ik alleen het denkbeeld te berde brengen, in de meening dat het op zich zelf genomen geen aanbeveling behoeft. Zal de houtvester een gezond beheer voeren, dan moet hij ter zijde gestaan worden door een hulppersoneel, dat heeft leeren dienen met stiptheid en overleg, en ik geloof, dat men wel zal doen, het Europeesch opzieners-personeel geheel af te schaffen en door goed opgeleide inlanders te vervangen. In deze richting kan, volgens mijn ondervinding, op Java nog zeer veel worden gedaan.

III.

DE TE VERWACHTEN RESULTATEN.

Van Java's houtbosschen worden alleen de djati-bosschen geëxploiteerd en nog slechts voor een klein gedeelte. In het geheel beslaan de djati-bosschen een oppervlakte van ± 650 000 H. A; niet meer dan een vierde daarvan en misschien dat nog niet eens keert in zoodanigen toestand, dat de particuliere industrie er aan durft. Het bedoelde vierde gedeelte, of 162 500 H. A., zou een jaarlijksche vellingsvlakte geven van 1625 H. A. Nu worden op Java geveld:

3202 bouws 's jaars krachtens contract met het Gouvernement,

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small]

ver

ingevolge licentie aan Europeanen en inlanders en zonder licentie door Europeesche of inlandsche

Samen dus 4252 bouws of 2976 H. A. per jaar.

Op dien voet voortgaande zal men de bosschen van Java reeds in 54 jaar uitgeput hebben; het gecultiveerde hout zal nog niet gekapt kunnen worden, en de voorraad goed hout zal verbruikt zijn: de Regeering zal geen bosschen meer bezitten, welke de particuliere industrie zal willen exploiteeren. Zal dan de Regeering zelve de exploitatie gaan ondernemen in middelmatige of slechte bosschen, die weinig of geen winst zullen afwerpen, nadat die Regeering een halve eeuw achtereen jaarlijks ruim achttien ton aan het systeem van exploitatie door particulieren heeft opgeofferd?

Mij dunkt, met zulke vooruitzichten kan men tusschen particuliere en staatsexploitatie niet lang weifelen.

Doch zelfs afgescheiden daarvan moet de exploitatie door particulieren bedenkelijk worden geacht.

Deel I, 1881.

18

Zij berokkent inderdaad aan de schatkist een aanzienlijke winstderving. Werden de bosschen, in den boven omschreven geest, van gouvernementswege geëxploiteerd, dan zou men spoedig uitstekende resultaten verkrijgen, vooral bij een zeer scherpe contrôle en bij invoering van taakwerk, overal waar 't laatste mocht blijken, mogelijk te zijn. Al bereikten wij de hoogte der netto-winsten van Duitschland niet, wij zouden reeds ontzaggelijk veel winnen, indien wij het slechts tot de helft van dat netto-cijfer brachten, wat toch stellig geen illusie is. Met de helft van het netto-cijfer der winst, welke het bosch wezen in Duitschland afwerpt, zouden onze bosschen spoedig -in plaats van de ƒ 720 000, waarmede wij ons tegenwoordig behelpen moeten zuiver f 6.50 X 950 000 f 5 985 000 afwerpen.

Tot dat resultaat kunnen wij trapsgewijze komen binnen vijf en twintig jaar, indien de Regeering besluit tot een verstandig beheer; blijft zij echter vasthouden aan het nu nog vigeerend stelsel, dan zal datzelfde tijdvak van 25 jaar voldoende zijn, om de nog aanwezige schoone djati-bosschen te herscheppen in kreupelhout.

Ik voor mij beschouw het als een plicht van iederen staatsburger, tegen een volharden in de tegenwoordige richting te waarschuwen, Uitsluitend van Java sprak ik; alléén van de bosschen op Java zou de schatkist jaarlijks bijna zes millioen kunnen trekken. En hoeveel meer nog dan dáár wordt er op Sumatra en Borneo verspild, waar de kostbaarste bosschen, die bij een verstandige exploitatie jaarlijks schatten zouden kunnen afwerpen, verwaarloosd blijven door onze roekeloosheid, onze kortzichtigheid of ons gebrek aan énergie. Onderwij berekent. men, dat er geen geld is om in Indië's behoeften te voorzien, legt men den Europeanen nieuwe belastingen op, en plaagt men de inlanders door de zichtbare en onzichtbare heerendiensten te verzwaren, en door hen met een pèksa aloes (die in de dèsa weldra overgaat in een pěksa kasar) koffie te doen planten tegen een onbeduidend loon.

Java, November 1880.

[blocks in formation]

UIT DE INDISCHE PERS: Een nieuwe nota van den Heer van Delden over de veepest op Java. UIT DE NEDERLANDSCHE PERS: Een beroep van Jhr. Mr. Quarles van Ufford op de Maecenaten; het Noorden over de koloniale politiek. 1)

DE VEEPEST OP JAVA. In een belangrijken brief, gedateerd Batavia 24 November 1880, brengt de Hr. A. J., W. van Delden, ter bevordering van een duidelijke voorstelling, zijn bekende twee missives aan den Resident van Batavia tot drie hoofdpunten terug.

le. Zijn twijfel aangaande den aard der ziekte, en zijn meening dat wij hier niet staan voor een geheel nieuwen ziektevorm.

De Algemeene Secretaris schreef den 19 Juli jl. aan de Kamer van Koophandel: »Er wordt wel beweerd, dat de veeziekte welke thans heerscht, reeds vroeger op Java voorgekomen is, ja zelfs daar endemisch zoude zijn. De juistheid dier bewering is door niets gestaafd geworden, terwijl de nu gedurende bijna twee jaren verkregen ondervinding en de gedane waarnemingen juist het tegendeel hebben aangetoond."

Een onderzoek, door den Hr. van Delden ingesteld, bracht opnieuw de verslagen aan het licht, welke in 1866 en 1867 door de veeartsen Reedijk en Voigt aan de Regeering werden ingediend over de ziekten, onder de buffels in verschillende gewesten van Java en Sumatra waargenomen, en die verslagen bevestigen dat hetgeen thans runderpest heet in 1866 en '67 miltvuur werd genoemd, en destijds in veel gevallen met goed gevolg door het toedienen van geneesmiddelen bestreden werd!

Volgens de bestaande bepalingen wordt bij runderpest het stelsel van afmaking toegepast, en is bij miltvuur slechts afzondering voorgeschreven. Zelfs het meest geoefend oog echter is dikwijls niet in staat, het onderscheid tusschen beide ziektevormen te herkennen; »een der veeartsen onder anderen beweert, dat daartoe alleen mogelijkheid bestaat, indien het zieke dier gekluisterd op den grond geworpen en

1) Een paar artikelen in het Handelsblad en Vaderland bespreken wij later.

« ZurückWeiter »