: fabelachtige vertellingen van dit dier. Zy gelooven dat het woont op den bodem der zee, als in zyn eige element. Zy beelden 't af in hunne boeken in de gedaante van een byfter groote lange viervoetige flang, schubbig over 't gansche lyf, gelyk de Crocodil, met scherpe prikkels over den rug, maar 't hoofd is boven al het andere zeer monstreus en yflyk. De ftaart van de Japansche Draak eindigt gelyk als in een tweesnydend zwaart. (Zie de 9. tafel de 5. fig. fommige der Japansche Keyzers klederen, zyne wapenen, zabels, messen en diergelyke, gelyk ook de behangsels van 't Keyzerlyk Paleys, zyn verziert en opgepronkt met de afbeeldsels van dezen Draak, houdende in de rechter voorklaauw een rond juweel of paerel. De Japansche Draak heeft aan yder voet flechts drie klaauwen, waar door hy onderscheiden word van de Keyzerlyke Chineesche Draak, die met vyf klaauwen verbeeldt Tatsmaki. werd. Tatsmaki is een andere Draak, met een lange waterige staart. Men gelooft Draak. dat deze ook op den bodem der zee lecft, en door van daar op te vliegen in de lucht, door zyne geweldige draayingen veroorzaakt 't geene wy noemen WaterHoofen, welk verschynsel zeer gemeen is op de Japansche Zeën, en menigwerf opgemerkt word na de kusten te breeken. (Zie de 9. tafel 6. fig.) Water Foo. Para Foo is een verdichte, doch schoone dys-Vogel. groote Paradysvogel, van eene naauwe verwandschap met den Fenix der ouden. Deze onthoudt zich in 't hoogste van de lucht, en heeft dit gemeen met de Kirin, dat ze nooit van daar na beneden komt, gelyk de Japoneesers heiliglyk gelooven, om de aarde met haare gezegende tegenwoordigheid te vereeren, dan op de geboorte van een Sefin, of op die van den groot Keyzer, of by eenige andere buytengewoone gelegentheid. De Foo der Chineesen word vertoont in de 9. tafel de 7. fig., en de Foo der Japoneesen in de zelve tafel de 8. fig. Tot dus ver van de verdichte dieren. Vervolgens gaa ik over tot de beschryving der geene, die 'er waarlyk zyn. Dieren van Japan. Ten aanzien van de grootte en uytgestrektheid van 't Japansche Ryk is het flechts spaarsaamlyk voorzien van viervoetig gedierte, zo wild als tam. De eerste, t. w. de wilde vinden weinige woefte plaatsen daar zy kunnen aangroeyen, vermenigvuldigen en haare schuwachtige manier van leven volgen. De tamme worden alleenlyk aangequeekt om mede te ryden en het land te beploegen. De leere van Pythogoras no Paarden. Buffels. pende de verhuysinge der zielen meeft over al en doorgaans aangenomen zynde, zo ecten de Inboorlingen geen vleesch, en leven voornamentlyk van de veldvruchten; zy weten de grond beter en tot meer voordeel aan te leggen dan dezelve tot weyden en beemden te maken om hun vee te laten graasen en aan te teelen. Om dan van de tamme beesten te beginnen. Men ziet in dat land Paarden: zy zyn doorgaans klein, doch fommige der zelve niet minder van maaksel, van snelheid en behendigheid dan de Persiaansche. Zy strekken om de pracht te vertonen om op te ryden, om te trekken en om te ploegen. De befte Paarden komen uyt de Provintien Satzuma en Asju. En een zecker tuk van klei ne Paarden uyt de Provintie Kai word zeer hoog gefchat. Offen en Koeyen die Offen en nen alleen om te trekken en te ploegen. Koeyen. Zy weten niets van melk noch boter. Zy hebben een foort van groote Buffels, van een wandrochtige gedaante, met bochchels op den rug, gelyk Kameelen; welke allen dienen voor wagens en overbrenging van goederen in groote fteden. Zy weten niets van Ezels, Muyl-Ezels, Kameelen en Olyfanten. Schaapen en Geyten wierden voormaals Schaapen door de Nederlanders en de Portugeesen en Geyten, te Firando gehouden, alwaar noch van den aardt is. Zy zouden in dat land tot groot voordeel kunnen aangefokt worden, indien 't den Inboorlingen toegelaten was het vleesch te eeten, en dat zy wiften hoe de wol te handelen en te bewerken. Zy hebben slechts weinige Zwynen, welke van China overge Verkens. bracht zyn, en door het Landvolk in Fifen aangefokt worden; doch niet tot hun cige gebruyk, 't welk stryden zou tegen haare bygeloovige bevattingen; maar om ze te verkoopen aan de Chineefen, die jaarlyks overkomen om te handelen.en groote liefhebbers van 't verkensvleesch zyn; hoewel, dat anders de leere van Pythagoras rakende de verhuyfinge der zielen ook stand gegreepen heeft in China. Zedert dat de nu Regeerende Keyzer tot den Throon gekomen is, zyn 'er meer honden in Japan aangefokt, dan Honden. mifschien in eenig land ter waereld, en veel meer dan 'er te vooren in dit Ryk ooit geweeft zyn. Zy hebben hunne eige Meesters, maar leggen op de straaten, en zyn zeer hinderlyk aan de voorbygangers en de Reyzigers. Elke straat moet op uytdrukkelyk bevel van den Keyzer cen zeker getal der zelve onderhouden, en de zelve van spys voorzien. In elken straat zyn lootsen opgeflagen, : in welke zy bezorgt worden als ze ziek zyn. De geene die sterven, moeten worden gevoert na de toppen van bergen en heuvelen, als de gewoone begraaf-plaatfen, en ordentelyk daar begraaven. Niemant vermag, onder zwaare straffe, aan dezelve eenig leedt te doen; en dezelve te dooden is doodstraf, wat quaad zy ook aan ymant mochten gedaen hebben. In zulken geval moet van 't quaad dat ze gedaan hebben, kennis worden gegeven aan haare oppafiers, die alleen gemachtigt zyn om dezelve te kaftyden en te straffen. Deze buytengemeene zorg voor de behoudenis van 't honden geflacht is een uytwerksel van een bygeloovig gevoelen van den nu Regeerenden Keyzer, die geboren is geworden onder het Hemelsteken van den Hond, (de Leezer gelieve te letten, dat de Hond een der twaalf Hemelstekenen onder de Japoneesers is, gelyk hier na in 't 2. Hoofdstuk van het tweede boek zal worden aangetoont,) en om die reden zulken grooten achting heeft voor dit dier, als men verhaalt dat de groote Roomsch Keyzer Cafar Augustus heeft gehad voor de Rammen. De Inboorlingen verhaalen in dit geval een ver. maakelyk sprookje. Als op zekeren tyd een Japoneefer bezig was het doode lyk van een Hond op te voeren na den top van een berg om het te begraaven, wierd hy onverduldig, knorde, en vloekte op 's Keyzers geboorte-dag, en op zyne misselyke bevelen, zyn medgezel, schoon overtuygt en gevoelig van de rechtvaerdigheid zyner klachten, zocht hem daar op stil te zwygen en ge. rust te zyn, en dat hy in plaats van vloeken en zweeren de Goden zoude danken, dat de Keyzer niet geboren was onder het teken van het Paerd, om dat in zulken geval, de last noch veel zwaarder zoude geweeft zyn. Windhonden en Patryshonden hebben zy niet. Zy | De rotten worden door de Inboorlingen Rotten en des jaars toegelaten worden aan de aan- ver jaagen weinig, en alleenlyk met gemeene honden, zynde dit vermaak niet zeer eige voor zulk een volkryk land, en daar zo weinig wild is. Zy hebben een zonKatten. derling schoon flag van Katten, 't welk by haar gelyk ook by ons een huysselyk dier is. Ze zyn witachtig van kleur, met geele, en zwarte vlakken, en een zeer korte staart, als of ze voorbedachtelyk afgekapt was. Zy weten van geen muyfen te vangen, maar worden zeer gaaren gedragen, en inzonderheid door de vrouwen gestreelt. Viervoeti Van de viervoetigewilde dieren brengt ge wilde het land voort, Herten, Haafen, en Beeren, welke alle op zekere gezette tyden Dieren. Wilde Honden. Itutz. Tin. getemt, en geleert verscheide kunsten te Muysen. vaaren in dezen Duyvel te bezweeren en te verjaagen, nadien het hair en de wol van de Voffen zeer begeert worden tot schryf en schilder penteelen. Zy maken het zelve onderscheid tusschen de Kis of Vos, en Oni of Duyvels, als ze in Zweeden tusschen Faan en Dieblen. Japan is t'eenemaal bevrydt van Tygers, Panthers, Leeuwen, en diergelyke andere verflindende dieren. Dus ver van het tam en wild viervoetig gedierte dat men in Japan vindt. Vervolgens staat ons nu aan te merken het ongedierte of 't kruypende foort; onder deze verdiend de eerste plaats een klein schadelyk schepfel, door de geheele Ooft-Indiën bekent met den naam van Witte Mieren. Het is een klein teer wormtje, volkome wit als fneeuw. Zy woonen zaamen in een gemeenzaamheid, gelyk onze Europische Mieren, van welke zy in gedaante en grootte weinig verschillen. Haare hoofden en borsten zyn donker bruyn en hard in 't aantasten. De Japoneesers noemen ze Do Toos, 't welk zo veel wil zeggen als Doorboorers, een bynaam, welken zy zeer wel verdienen; want zy doorbooren en doorgaten al wat haar voorkomt, Steen en Metaal alleen uytgezondert, en als zy eens in een Pakhuys ingekomen zyn, zyn ze in staat, om binnen zeer korten tyd alle de beste goederen te vernielen. Tot noch toe heeft men niets uytgevonden dat haar kan weeren dan zout onder de goederen gelegt en daar over gestrooyt. Onze gemeene Europische Mieren zyn haare doodvyanden, en welken plaats de eene foort in bezit neemt, zo moet de andere dezelve nootzaakelyk verlaten. Zy zyn alzo weinig in staat de lucht te verdragen als de mollen, en wanneer ze ooit uytgaan op eene tocht, beschutten zy zich zelven, door boogen te maken langs hun geheelen weg heen, welke zy weten aan den grond vast te hechten. Deze boogen zyn byna van dezelfde stof als de wefpen-nesten. My zyn verscheide wonderbaare en droevige verhaalen gedaan van haare snelle en schadelyke tochten en onderne mingen; doch ik zal 'er flechts een verhaalen waar van ik zelf oog-getuyge ge weeft ben. Geduurende myn verblyf tot Coylang, een Neerlandsche sterkte op de Kusten van Malabar, was my een vertrek aangewesen in des Gouverneurs huys. Op zekeren tydt ging ik niet voor midnacht naar bed, zynde zeer bezig geweeft. Den volgenden morgen toen ik opstond, merkte ik tekenen van zodanige boogen op myn tafel, welke ontrent van de grootte van myn kleine vinger, waren, en by cen naauwkeuriger bezichtiging bevond ik, dat deze dieren een doortocht geboort hadden van dezelve dikte door eene voct van de tafel, daar na dwars door de tafel heen (doch, als of het goed geluk het aldus beschikt had, zonder eenige schaade te doen aan de papie.. ren en andere dingen die ik op dezelve gelaaten had) en zo weder neer door het midden van de andere voet in de grond. Dit alles was geschied binnen weinige uuren. Sommige schryven toe de oorfaak van zulken schielyken en verbaasden doorvreeting aan de scherpte van haaren drek, doch verkeerdelyk gelyk ik by onderzoek bevonden heb; want ik merkte, dat haare snuyten gewapent waren met vier scherpe gebooge nyptangen, welke myns bedunkens, veel bequaamer werktuygen zyn om zulken schielyken onderneming uyt te voeren, dan eenige vuyligheden hoe scherp en doorvreetende ze ook zyn mochten. beenen. Mukadde volgens de gemeene Japansche Mukadde. uytspraak, en Goko, in haare betekenende of merk, Character-taal, zyn niet die wy noemen Afelli, of Piflebedden, maar de Indiaansche Millepedes, Rupsen, of Veer: Veertigtig-beenen, een worm van ontrent twee of drie duymen lang, teer, van een bruyne kleur, met en groot getal beenen aan weerkanten, waar van het de naam ontleent. De Indiaansche Veertig-beenen zyn zeer venynig, en haare beeten worden gevaarlyk en pynlyker geacht dan die der Scorpioenen. In Japan zyn 'er slechts weinige, doch niet zeer beleedigende. Het deel dat gestoken of gebeten is, word verbonden met specksel, en men bespeurt zelden, dat de beete vergezelt word door quaade gevolgen. (Ziet de 10. tafel. de 1. fig.) De Hagedissen van dit land verschillen Hagedisniet van onze Europische. fen. In dit Land vind men weinige Slan- Slangen, gen. Een der beruchtste word genoemt Fitakutz en Fibakari. Deze is kleur, met een platte kop en scherpe tanden. Ze heeft haaren naam ontleent van de lengre der dagen, of van den tyd dat de Zon op 't hoogite aan den Horisond is; om dat men zegt dat de Menschen, die door dezelve gebeten worden voor zonnen-ondergang sterven. De Zoldaaten zyn zeer graag haar hun vleesch, 't welck zy eeten, vastelyk geloovende, dat het de kracht heeft van hen ftout en kloekmoedig te maken. Deze flang gebrand in een aarde pot op de Chineesche wyze toegezegelt, geeft dat poeder, 't welk zy Gawatfio noemen, en 't geen M 2 Kruypend Witte zeer groen van Fitakutz. zeer |