Abbildungen der Seite
PDF
EPUB
[ocr errors]

Na 't overlyden van Taico neemt het geflacht

Gongin genoemt, de regeering van het Ryk. Hy was uyt het doorluchtig geflacht van Tokngava, en was door Taico zelf, op zyn dood-bedde, aangestelt tot voogd over zyn eenigen zoon Fide Jori, toen flechs zes jaaren oudt, (welken hy naderhand en den throon en het leven benam.) zyne nazaaten zyn zedert altoos gebleven in het bezit van 't Ryk, en regeeren het zelve met niet minder voorzichtigheid dan geluk volgende de gronden en 't voetspoor hunner doorluchtige voorzaaten, en strengelyk zich houdende aan de scherpe wetten door hen ingestelt. Zy weeten zeer wel, en het is waarlyk het voornaamste punt waar van 't geluk van haare regeering af hangt, hoe zy de Prinflen en de Grooten van het Ryk in vreese en binnen de behoorlyke paalen van onderwerping moeten houden, zodanig dat zy niet toelaten, dat derzelver macht en kracht aangroeye boven het geen de veiligheid van den staat gemak

de aan de Majefteit van zulken machtigen |
Monarch. Het is genoeg dat hy wiste
de redenen van zyne bevelen, wiens oor-
deel in twyffel te trekken, verradery ge-
acht zou worden. Niemant daar en bo-
ven kan voorwenden onkundig te zyn
van de straffe, of klaagen over eenig on-
recht hem aangedaan, in een Land, waar
in alle misdaaden geftraft worden met de
uytterite geftrengheid, en daar de bloo-
te overtreding van de wetten des Lands
doodschuldig is, zonder eenig byzonder
opzicht te nemen, het zy op de groote
fnoodheid der misdaaden, het zy op de
gunftige omstandigheden, die des over-
treders zaak zouden mogen verzellen. Het
geen de groot Hartog van Muscovien Jo-
hannes Bafilides gewoon was te zeggen
van zyne onderdaanen, is even gelyke-
lyk waar van de Japoneesen, dat zy moe-
ten geregeert worden met eenen yzeren roede.
Daar moeften strenge wetten, en even
zulke strenge straffen zyn, om zulken
hardnekkigen en ongeregelden volk tekelyk lyden kan. Zy onderdrukken ze

weerhouden van oproeren, en de ruft en
vreede te bewaaren in zo veele groote
provintien, zo verschillende in grondre-
gelen als zy van elkander ver afgelegen
zyn, en wat noch meer is, om de Prins-
sen en Hoofden van het Ryk in vreese te
houden. Het stond te vreesen, dat men-
schen van zo veel dapperheid, van zoda-
nige deftige en edelmoedige geftelteniffen,
als de Prinssen van het Japansche Ryk by
alle gelegentheden toonden, niet zouden
kunnen en inderdaad niet willen laten
voorby flippen den een of den anderen be-
quaamen tyd, om te zoeken te verkrygen
die vryheid en macht, waar aan zy niet,
dan met droefheid kunnen gedenken,
welke zy eens gehad hebben, en dat het
hen niet miflen kon van ondersteunt en
geholpen te worden door hunne onder-
daanen, in 't gemeen menschen, die al-
tyd liefhebbers zyn van veranderingen,
en genegen tot factien en partyschappen,
indien men niet genoegzaame zorg ge-
dragen had, om de kracht en macht van
den eenen te breeken, en de moedwillig
heid en ongeregeldheid van den anderen
te bedwingen.

Taico de zaaken van zyn Ryk dus ge-
zet hebbende op een vaste en duursame
grond, en aan zyne opvolgers bevolen
op dezelve voetstappen voorttegaan, stierf
van Tokn. in het jaar Chrifti 1598. Hy was een
gava de
Prins volkome wys en voorzichtig en
kroon aan. wierd na zyn dood gestelt onder de Go-
den van het Landt, met den naam van
Sfin Fatzman, dat is, de tweede Fatz-
man of krygsgodt van het Landt. Niet
ongelukkelyk voor het Ryk, aanvaerde
Ongoshio, naderhand Jejas, en nazyn dood

niet met 'er daad, noch houden hen laag met kracht van wapenen, noch overlaaden hen met zwaare schattingen, maar zy trachten om hunne vriendschap en genegentheid te winnen door zich vrindelyk en beleefdelyk tegen hen te gedraagen, en door aan hen te bewysen zonderlinge blyken van haare Keyzerlyke goedwilligheid jegens hen, alhoewel van zulken aardt, dat zy de geene, aan welke zy zich mild toonen, drukken, dat zy de geene die zy met hunne tegenwoordigheid vereeren, uitputten, en deze in 't net krygen en omzwagtelen, aan welke zy groote Eertytels opdraagen. Met een woord, daar is geen een teken van Eer, geen foort van gunst, welke zy niet vryborstig en mildelyk geven aan de Prinfsen van het Ryk, om zich te gelyk en op eene reys te verzekeren van hunne gehoorsaamheid en onderdaanigheid, en om hen te verplichten te verspillen de inkomsten van haare heerlykheden, die, indien ze vergaart en opgehoopt wierden, hen zouden kunnen aanzetten tot oorlog en opstand. Want zodanig is de grootheid van deze Natie; dat zy zich verbeelden, welke gunsten aan haar betoont, en welke Eertytels aan haar opgedraagen worden door den Keyzer, dat zy na maate haare staatsie, pracht, en koften moeten vermeerderen in meer heerlykheid, en verquistender wyze van leven; zo in hun eige Land, als op hunne reyzen naar het Hof, waar heenen zy alle eens 's jaars moeten optrekken. Dus ontbloot als zyzyn van den wezentlykemacht, en grootheid, die zy eerst bezaten, hebben zy het genoegen en de voldoenig, om zich ten minsten noch २११

te

Vernietiging van vreemde

gewoon

tens en

ften.

490

te voeden en te kittelen met de overge- | gevechten, overdaad en verquifting zo

blevene fchaduw. Om nu niet te melden van ontelbare andere streeken en kunstjens, van welke de Keyzers gewoon zyn zich te bedienen, om hen te houden van onderlinge gemeenschappen en bezoekingen, om te doorbooren in haare allergeheimste gefprekken, en in de byzonderste verhandelingen van haare geflachten, om verbonden en vrindschappen aan te gaan, of een onderlinge argwaan en vyandschap onder hen te verwekken, na dat het beft met hun eige belang overeenkomt. Onder andere dingen word zonderlinge zorg gedragen om kundschap te hebben van den waaren staat en inkomften van het Land, om te weten, met welken getrouwheid en oprechtheid, de Keyzerlyke Amptenaaren zich quyten van hun plicht, om onderricht te zyn van de neigingen en levensgedrag de geestelyken, voornamentlyk van deze onder hen, die voorzien zyn met eenig gezag, om te onderzoeken hoe het recht word gehandhaaft in het Ryk, en om kennis te nemen welke vonniffe uitgesproken worden in byzondere gevallen.

De zaaken nu zo ver vastgestelt zynde, dat 'er weinig te vreesen was voor oproer en opstand binnen 's Lands, niet tegenstaande de bereydwilligheid der natie tot Godsdien- dergelyke ondernemingen, wierd het ten hoogften raadzaam geoordeelt, om ook af te înyden alle buitenlandsche zaaken, noch overgebleven, die op den een of den anderen tyd nieuwe onlusten en ontroeringen in het Land mochten verwekken. Dit werk was in der daad reeds begonnen, en ver gevordert, maar ontbrak noch een betliffende flag. Het groeyend geluk van dit nieuw gefatfoeneert gemeenebeft moeft tot een hooger top worden opgevyzelt, de onlangs verkregene gemeene ruft verder geveiligt, en met een woord, alle dingen op een vaste en duursaame voet gestelt worden. Dit vereischte alle de zinnen en het gestadig toezicht der Keyzers. Ten minsten op dat de nakomelingen, welke opstanden ook naderhand mochten gebeuren, geen reden hebben zouden om hen te beschuldigen van verzuim of gebrek van beleid, en te leggen tot haaren laste, 't geen de staatkundige gemeenlyk toefchryven aan den invloed van het klimaat, of aan de schaadelyke onstantvastigheid van menschelyke Ryken. De vreemde manieren en gewoontens, het zy ze van buiten waren in gebracht door de Inboorlingen, of onder hen ingevoert door de vreemdelingen, waren het eerste en voornamentlyk het grootste onderwerp van deze her. vorming. Kaarten, dobbelfteenen, twee

aan en op de tafel als in de kleeding, en
alle vreemde dertelheden hoe ze zyn
mochten, wierden verklaart hindernision
en beletfelen van de oefening van deugd
en gematigdheid. De Chrittelyke reli-
gie zelf, en de Leere der Zaligmaking
van het menschdom door de verdienften
van Chriftus, konden het misnoegen der
strenge onderzoekers niet ontinappen,
maar wierden geoordeelt ten uittersten
verderffelyk voor de form van Regeering,
zo als ze toen vastgestelt was, tot de ruit
en vreede van het Ryk, voor de Gods-
diensten van het Land, voor den dienst
van hunne Goden, en voor de heyligheid
en het gezag van de Mikaddo's of Geefte-
lyke Erfkeyzers, die als Pausen van Ja-
pan waren. De reyzen en tochten der
Inboorlingen naar vreemde Landen, of
van vreemdelingen in Japan, wierden ge-
oordeelt schadelyk voor de gemeene rufst,
voor zo verre zy alleenlyk dienen, om te
voede vreemde neigingen, onbestaanbaar
met den aardt van 't Land en den inborst
van de Natie. Met een woord, aan
welk quaad de Natie noch onderhevig
of misschien in het toekomende
worden mocht, wierd alles gelegt ten
laste van vreemde gewoontens en Lan-
den. Het zouden nu zekerlyk een ver-
geefsche onderneming zyn, om het Lic-
haam te brengen tot desselfs voorige gezon-
den staat, indien niet de verstorvene deelen
wierden afgekapt. Het zoude eene ver-
waandheid zyn te hoopen op eene ophou-
ding van het quaade, zo lang als de oor-
zaak noch bleef duuren.

was,

Hierom vereischte de toestand en Sluyting gesteltheid van het Ryk, zoo als het toen van het was, de forme van Regeering, zoo als Ryk. ze onlans was vastgestelt, het geluk en welvaaren van het volk, den aard van het Land, en de veiligheid van den Keyzer, alle te zamen evengelykelyk, dat het Ryk opgesloten wierd voor eeuwig, en gansch en gaar gezuyvert van Vreemdelingen en vreemde Coftumen. Hierom quamen de Keyzer en de Raad van Staate eindelyk tot een besluit, om door een bestendige en ceuwigdurende wet vasttestellen, Dat het Ryk zoude worden toegesloten.

fen.

Onder alle Vreemdelingen oordeelde Val der men geene zo krachtig in het Land ge. Portugeenestelt, en daar benevens aan het zelve zo nadeelig dan de Portugeesen, eene Natie, niet minder trots en verwaand dan de Japansche zelve. Kort na de ontdekking van dit Colchis (welke enkelyk toevallig was, door dien een schip door storm op die kust verviel, ontrent het jaar Chrifti 1543.) aangelokt door

door het vooruitzicht van winst, maak- | gen tyd het land hadden verwoest.

ten zy daar groote volkplantingen; en binnen een kort bestek van tyd, door hunne vreemde goederen en koopmanschappen, door de Leere van het Euangelium, door hunne Zendelingen gepredikt, en door onderlinge houwelyken met de nieuwlyks hekeerden, verrykten zy zich zo, en drongen zich zelven zo in, in de gunst van de Natie, en haalden 'er zo veele over tot hun belang, dat zy opgeblasen zynde van voorspoed, hunne oogmerken durfden voortzetten zelfs tot eenige revolutie in de Regeering, en ontwerpen maken vol ondankbaarheid en quaadaardigheid, ten hoogsten nadeelig voor de veyligheid van het toenmaals regeerend geflacht. De Keyzer stond verstelt van schrik en verbaastheid op het gezigt van twee brieven vol verraderlyke voornemens, van welke de eene onderschept was door de Nederlanders, toen in oorlog met de Portugeesen, en streevende om dezen voordeeligen tak van Koophandel voor haar zelven machtig te worden, en de ander was overgezonden door de Japoneesen van Canton, een stad in China. Veele omstandigheden deeden zich te gelyk op, zeer grootelyks tot hun nadeel : Een der voornaamste Raadsheeren van Staat bracht hevige klachten in aan het Hof, dat hy, op weg ontmoet wordende door een Je fuitische Bifichop, van dien hoogmoe digen Prelaat niet bejegent was met die zelve eerbiedigheid en achting, welke hen gewoonlyk bewesen word door de Inboorlingen. De uytnemende voordelen, welke de Portugeesen maakten by zulk eene Natie, zo begeerlyk na vreem de nieuwigheden, de onmatige schatten door hen uitgevoert, raakten de Regeering aan het hart. De groote voortgang in de voortzetting van den Christelyken Godtdienst, de vereeniging der Nieuwe bekeerden, de haat die zy de Goden en den Godtsdienst van het Land toedroegen, haare standvastigheid in de belydenis en verdeediging van hun Geloof, baarden stoffe van ongerustheid en vreefe. Het stond te duchten, dat byaldien men den Christenen toeliet meer toetenemen in getal, daar weder nieuwe oorzaak zou ontstaan, en nieuwe gelegentheden tot oproer, tegen die eige Monarchen die met zo veel moeyte en met het verlies van zo veel bloed, zo weinig tyds flegts geleden, verbroken hadden de magt der Prinssen van het Ryk, en door dezelve tot hunne onderwerping te brengen, een einde hadden gemaakt van de burgerlyke oorlogen, die zoo een lan

Om deze verscheide gewigtige rede. nen begon Taico de aangroeying van het Portugeesch belang en de voortzetting van het Cristelyk geloof paal en perk te stellen. Hy vorderde flechts weinig in een werk van zoo veel gevolg, 't geen zeer veel tyd scheen te vereisschen, en korts daar na stervende, liet hy het over aan zyne opvolgers om het te voleinden, die onder straffe van het kruis bevalen, dat alle de Portugeesen met haare Geestelykheid en maagschap het Land zouden verlaaten, dat de Inboorlingen van Japan voor het toekomende zouden t'huis, in 't Ryk blyven, dat deze, die toen werkelyk buiten 's lands waren, binnen zekeren bepaalden tyd zouden wederkeeren, en by aldien zy boven den zelven uitbleeven dat zy, genomen wordende, zouden schuldig zyn aan dezelve straf te voldoen, en eindelyk, dat deze, die de leere en 't geloof van Christus omhels. den, dezelve op staande voet zouden af zweeren. Het was niet, dan met de uitterste moeij lykheid dat deze bevelen eindelyk gehoorzaamt wierden. Het koste min heydensch bloed om de opperhoofdigheid van het Ryk te verkrygen, dan 'er nu gestort wierd der Chriftenen, om de oppermacht te verzekeren en vast te stellen. De nieuw bekeerden niet kunde wederlegt worden met reden, wierden 'er zwaerden, stroppen, vuur, kruis en diergelyke harde bewysredenen in het werk geftelt, om hen te overtuigen, en berouw te doen hebben van hunne misdaadt: Maar niet tegenstaande deze ge. strenge behandeling, en in spyt van die geheele vreesselyke verandering van tormenten, door hunne wreede beulen uitgevonden was het 'er zo ver af dat haare godvrugt en deugd zou aan 't waggelen raaken, dat zy tot eeuwige beschaming en schande dezer Heydenen, geen de minste zwarigheid maakten om de waaragtigheid van hun geloof met hun bloed zelfs aan het kruis te verzegelen en zulken weergaloosen standvastigheid te toonen, dat hunne eige vyanden daar over verwondert en verbaast waren. Deze wreede vervolging, welkers weerga in geen geschiedenis gevonden wordt, duurde ontrent veertig jaaren. Jjemitz, na zyn dood genoemt Teijojin, Zoon en opvolger van Fide Tadda, of gelyk hy na zyn overlyden wierd genoemt Zeitokuni, en kleinzoon van Jjejas, gaf eindelyk den beslissende flag, en roeyde uyt met een onvergelykelyke barbaarsheid op eenen dag al het heylige overgeblevene van 't Christendom in Japan, flachtende on

.1..

trent

Toelaa

ting der

ders.

trent zeven en dertig duizend en meer
Christenen, die door wanhoop en on-
lydelyke tormenten, welke hunne me-
debroederen genootzaakt waren geweeft
te ondergaan, zich by malkander bege-
ven hadden in het Kasteel Simabara, ge-
legen op de kusten van Arima, met een
vast voornemen, om hun leven tot den
laatsten druppel bloeds te verdedigen.
Dat Kasteel wierd na een beleg van drie
maanden ingenomen op den achtentwin-
tigsten dag der tweede maand, in het
tydperk Quanje, (dat is op den 12. A-
pril 1638.) volgens de gedrukte jaarboe-
ken der Japoneesen Nendaiki en Odaiki, en
volgens een ander boek in Japan uitge-
geven onder den tytel van Simabara Ga-
Jen, waar in de geheele historie van de-
ze Revolutie der Chrtstenen wydlopig is
voorgestelt. Dit was het laatste toneel
van dit bloedig Treurspel. Het Christen
bloed nu tot den laatsten druppel gelaaten
zynde, eindigde de flachting en de ver-
volging ontrent het jaar 1690. En dus
wierd het Japansche Ryk eindelyk geheel
en al gezuivert, en voor altoos nader-
hand opgefloten, zo wel voor de In-
boorlingen als voor de Vreemdelingen.
Te vergeeffch zonden de Portugeesen tot
Miaco naderhand over een Gezandschap.
Nog het Recht der volkeren, nog het
geheyligd Karacter van Ambassadeurs
was bequaam hen te beschutten voor de
straf, door de Japansche regeering ge-
stelt op alle, die zich zouden onderwin-
den in het Ryk te komen tegen haare uit-
gegevene plakaaten. De Ambassadeurs
met hun gantschen treyn ten getale van
een en zeftig persoonen, wierden ont-pher, Putsju, of Costus, Speceryen, en

opvolger Fide Tadda in het jaar 1616.
Om deze reden moeft een middel worden
uytgevonden, en de zaaken wierden ten
haaren opzicht zo geregelt, dat dezelve
gevangenis, want dus mag ik ze wel
noemen, dewelke gebouwt was voor de
Portugeesen in de haven van Nagasaki,
aan hen wierd toegewefen voor hun toe-
komende verblyfplaats. Men oordeelde
het niet raadsaam hen ook te verpligten
het land te ruimen, en evenwel gevaar-
lyk hen vryelyk toe te laaten. Om deze
reden worden zy nu gehouden weinig
beter dan gevangenen en pandslieden on-
der het scherpst toeverzicht van menigte
van Opzienders, die verplicht zyn door
een plechtigen Eedt naauw to letten op
hunne allergeringste daden zelf, en zo
het schynt byna tot geen ander einde
gehouden, dan op dat de Japoneefen door
hun toedoen moesten onderricht worden,
wat 'er in andere gedeeltens van de wae-
reld omgaat. Om het hun hierom de
pyne waerd te doen zyn om te blyven,
en geduldig te verdragen de hardighe-
den die hen opgelegt zyn, heeft men hen
vergunt de vryheid om van hunne goe-
deren jaarlyks te mogen verkoopen tot
een somme van 500000. kroonen. Het
is waaalyk een misslag zich intebeelden,
dat de Japoneesen niet wel zyn kunnen
zonder de goederen door de Nederlan-
ders ingebracht. Uit het land word in
den tyd van eene week meer zyde en an-
dere stoffen uitgevoert, dan de Neder-
landers in een jaar tyds invoeren. En
wat aanbelangt hunne meeste andere
waaren, gelyk Catsju, Borneesche Kam-

hoofd op uitdrukkelyk bevel van den
Keyzer, uitgezondert eenige weinige van
hunne geringste dienaars, om aan hunne
Landslieden over te brengen het droevi-
ge nieuws van deze barbaarsche ontfan-
ging.

veel meer andere, deze dienen alleenlyk
tot overdaad en tot geneesmiddelen.

De Chineefen, aan welke de Japonee. En der
sen verschult zyn, haare kunsten en we. Chineesen.
tenschappen, en zelfs eenige religien, in
het Land bloeyende, en na welker form
van Regeering die van hun eige Ryk voor
een groot gedeelte gefatfoeneert is, wa-
ren niet begrepen in de algemeene uyt-
fluyting van vreemde natien, maar hun-
ne handel en vryheid opengelaaten, e-
venwel onder dit verband, dat zy alleen
te Nagasaki zouden aankomen, en in
geen andere haven inloopen. Op dezen
voet wierden zy toegelaten, niet alleen.
łyk uyt China, maar ook van alle Oo-
stersche Landen en Koninkryken wer-
waards zy waren verstrooit geworden
door de laatste overheering van hun Ryk
door den Tartarischen Vorst. Maar na-
gepredikt en in China toegelaten wierd,
begonnen zy onder andere Chineesche boe-
ken,

De Nederlandsche Ooft Indische Maatschappy had altyd zedert het begin Nederlan- van de zeventiende Eeuw, een handel op Japan gevoert; men oordeelde het een hardigheid cu onrecht deze met dezelve strengheid te handelen, wier oprechtigheid en gehoorsaamheid zy ondervonden hadden ten allen tyden van hun eerste aankomst af, niet alleen tegen de Portugeefen, toen verklaarde vyanden van het Ryk, maar ook zeer onlangs in de rebelly der Christenen in Arima. Behalven dit was hen den vryen Koophandel verzekert door twee Keyzerlyke Voorrechtsbrieven, welkers eerste henderhand, toen de Christelyke Godsdienft

was vergunt in het jaar 1611. door den
Keyzer Jejas, en de andere door zynen

Gelukkige

federt het

is.

ken, die zy in Japan overbrengen om te verkoopen, mede in te voeren zodanige, die handelden over het Euangelium, en het geloove in Chriftus, en door dit middel op nieuws te verspreyden en te doen herleven cene leere, dewelke verklaart was schadelyk en nadeelig aan de gemeene rust, en niet lang te vooren met zo veel moeyte en dood van zo veele Martelaaren uitgerocit. Dit verbitterde zodanig de Japansche regeering, dat 'er beflooten wierd dezelve op gelyken voet te stellen met de Nederlanders, en hen byna op dezelve wyze te bepaalen. Ja zelf is haaren staat daar in te slechter, dat zy dat verstand en die behendigheid niet hebben, door welke de Nederlanders weeten, hoe zy zullen afweeren en tegengaan de liftige bedriegeryen der Japoneesen. In tegendeel, alschoon zy alle denzelven naam voeren, gelyk zy evenwel in verscheide landschappen woonen, zo doen zy al wat zy kunnen om elkanderen te dwarsboomen en over boord te helpen, en zy zyn daar benevens zoo gierig en inhaalig, dat zy liever alle hoon en affronten hen aangedaan, willen verdragen, dan eenige winst en voordeel, hoe gering ze ook zyn mochten, missen.

§. 5. In dezen staat der zaaken, toen staat van het Ryk nu volkomentlyk opgesloten het Japan- was, was 'er niets dat de oogmerken en sche Ryk, doelwitten der waereldlyken Monarchen opgesloten weerhouden kon. Op geenerlei wyze bevreest, noch voor de Staatzucht der Grooten, toen genoegzaam onderworpen, noch voor de hardnekkigheid en ongeregeldheid van het gemeene volk, noch voor de raadslagen en hulp van vreemde natien, noch eindelyk voor den omgang en invloed van deze, welke zy toelieten en duldeden, hadden zy hunne handen niet meer gebonden, maar vry om te doen wat zy dienstig oordeelden, om dingen te ondernemen, die onmogelyk zouden zyn uittevoeren in een open land, daar een vryen toegang en Koophandel is, en steden, burgten, dorpen alle Collegien, en onderlinge Maatschappyen, de gildens zelve der Ambachtslieden en kunstenaars niet buitengeflooten, onder de scherpste orders en schikkingen die men bedenken kan te brengen; om de oude costumen te hervormen, om nienwe intevoeren; om een ygelyk zyn werk aantewyzen en te bepaalen; om door aanmoediging en belooning hunne Onderdaanen op te wekken tot vlytigheid, tot de voltooying van kunsten, en tot het zoeken na nieuwe en nutte uitvindingen, maar ook ter zelver tyd door het aanstellen van menig

ten van toezichters en scherpe o ppaffers om een waakend oog te houden over het gedrag van het volk, om het zelve te houden binnen de behoorlyke palen van onderdaanigheid, om yder een te noodzaaken tot een naauwe betrachting van deugd, en met een woord om het geheele Ryk als te maaken tot eene school van beleefdheid en van goede manieren. Dus hebben de waereldlyke Monarchen in een zekerenzin doen herleven de onschuldigheid en 't geluk van voorige Eeuwen, vry van beduchtingen voor opftanden binnen 's Lands, en zo ver vertrouwende en steunende op de uytmuntentheid van hun land, en op de dapperheid en sterkte hunner onoverwinnelyke Onderdaanen, dat zy den nyd afgunft en jaloersheid van alle andere volkeren versmaden. En, waarlyk zodanig is de gelukkige staat van het Japansche Ryk, dat zy geen vyanden hebben te vreesen, noch bespringen van buiten 's lands te duchten. Liquao, Jedso, Coraa, en alle de nabygelegene Eylanden erkennen de Opperhoofdigheid van den Japanschen Keyzer; en het is'er zo ver van daan dat zy iets zouden te vreesen hebben van China, schoon waarlyk een machtig en kragtig Ryk, dat zy zelve veeleer vreefselyk en geducht zyn by de Chineefen. De Chineesen zyn ten verwyfde natie tot eenige onderneming van dezen aardt, en de nu regeerende Keyzer die van een Tartarische afkomst is, is reeds zo overladen met Landen en Koninkryken, dat hy naauwlyks denken zou kunnen om zyne heerschappyen en overheeringen tot aan Japan uyt te breyden. Tfinajos (een zoon van Fjetzna, na zyn dood Genjujin genaemt, en kleinzoon van Teitoquini) die nu den waereldlyken throon van lapan bekleedt, is een Vorst van groote voorzichtigheid en beleyd, en erfgenaam van de deugden en goede hoedanigheden zyner voorzaten; en daar benevens uytmuntend van wegen zyne zonderlinge goedertierentheid en mildheid, hoewel een stipte onderhouwer der wetten van het Landt. Opgevoedt in de wysgeerte van Confutius regeert hy het land zo als de staat van het Ryk en het welvaaren van zyn volk vereisschen. Gelukkig en bloeyende is de Staat zyner Onderdanen onder zyne Regeering. Vereenigt, eensgezindt en vreedsaam, geleert om behoorlyke eerbied te bewysen aan de Goden, behoorlyke gehoorzaaming aan de wetten, behoorlyke onderwerpen aan hunne Overheeren, behoorlyke Liefde en achting voor hunne nabuuren, beleefde, verplichtende, deugdzaam, in kunst en Q99 3 vlyt

« ZurückWeiter »