de zuydzyde van wegen de moerige | grond, waar over de menschen zich behelpen te gaan over planken of lompe bruggen. Hier van is het dat men in die gedeeltens veele ledige plaatsen vind, en groote hoven achter de straaten, in welke zy de natuur, laten begaan, zo dat zy vol gras, kruyden, heefters en boomen groeyen in het wild. De eerste ftraat als men de stad in komt is die westwaards loopt, zo als de stadsmuur: in deze staan de beste huyzen, onder welken zyn de geenen die voortyds be hoorden aan de Engelschen, Hollanders en Franschen, gelyk ook in dezelve straat dat geen, waar in Faulcon woonde. De middel-straat, die ten noorden naar 't Hof loopt, is de meest bewoonste, en vol winkels van Koopluyden, Kunstenaaren, en Handwerksluyden. In deze beide straaten ziet men meer dan hondert huysen, die toebehooren aan de Chineesen, de Hindostanianen, en Mooren gelyk zyn hen noemen. Ze zyn even eens van fteen gebout, zeer klein, zynde alleenlyk acht treeden lang, vier breed, en twee verdiepingen hoog, waar van yder niet boven twee en een halve vadem is. Zy zyn bedekt met platte tichels en hebben halve deuren zonder eenige geschiktheid; de andere straaten zyn min bewoont, en de huysen der gemeene Inwoonders zyn arme hutten, gebouwt van Bamboes ('t welk is een hol riet van twee of drie spannen dik) en van planken, en onachtsaamlyk bedekt met Gabbe Gabbe ranken 1, en bladeren van den Palmboom, daar in 't wild groeyende op moerassige plaatsen. De Mandarins of Dienaars van staat en de Hovelingen, woonen in byzondere Paleysen, met een pleyn daar voor, welke zeer morfsig zyn. De Gebouwen doorgaans, schoon van kley en steen opgetrokken, zyn maar tamelyk, en de vertrekken zyn noch schoon, noch wel gemeubeleert. De Koopwinkels in de stad zyn slecht en zeer gemeen; niettemin, zy staan wel geregelt en lynrecht gelyk met de straatern. Door de veelheid der grachten, worden er zeer veele bruggen vereischt. Die over de grootste graft leggen, zyn van steen en op steene pylaaren gebout, maar gelyk men hier geene wagens noch karren heeft, zyn ze naauw en eng: in 't midden zyn ze hoog en tachtig treden lang; maar de bruggen die over kleinder grachten leggen hebben geen kunft in, en zyn voor 't meerendeel van hout gemaakt; (zie de tweede tafel.) ? In deze stadt zyn drie Konings PaleyPaleyzen. zen. Het eerste is het nieuwe door den overleden Koning gebouwt aan de noordzyde naar het midden der stadt (zie Tafel. 3. 1. afb.) Het bestaat uyt een groot vierkant plein met verscheide afdeelingen en veele gebouwen, die volgens der Chineefen Bouwkunde verciert zyn met veele daken en gevels, waar van er eenige vergult zyn. Zo wel binnen als buyten de muuren van het Paleys ziet men lange stallen, in welke eenige honderden deftig geharnaste Olyfanten op een lange ry staan. Zedert de Fransche onluften, gelyk men ze hier noemt, heeft men maar eenen ingang tot het Paleys gelaten, door welken niemant, dan alleenlyk te voet ingaan mag; schoon het zo modderig is, dat men somtydts tot aan de kuyten in de flyk stapt, by aldien men zich niet recht in evenwigt houdt in 't gaan over de smalle deelen, die daar over heen geleyt zyn; een der gemeene Mandarins durft zelf niet ingaan met meer dan eenen dienaar verzelt. Om deze zelfde reden laat meri geene schepen noch booten komen tot aan de groote rivier, zo ver ze langs de muureri van 't Paleys heenen loopt. De Poorten en andere toegangen tot het Paleys zyn opgepropt van naakte menschen, wier geelachtige huyd beschildert is met zwarte ruytachtige figuuren, geschildert op de wyze als men doed met de beeltenissen aan 't heylig Graf te Jerufalem; fommige dezer zyn alleen getekent op de armen, maar andere over 't geheele lig haam tot aan de lendenen, welke met een kleedt omwonden zyn, volgens de gemeene gewoonte der Inboorlingen. Zy worden genoemt met het Portugeesche woord Braspintades. Deze zyn 's Konings Lyfwachten, deurwaarders en schuytevoerders, die in plaats van wapenen, korte dikke knuppels dragen, rontsom het Paleys zwervende en loopende gelyk ledige landloopers. Het tweede Paleys, het voorste Paleys genoemt, legt in 't noord-oostergedeelte der stad naar 'tPaleys van desselfs einde. Het is vierkant, maar op denk verna zo groot niet dan 't voorige. Dit was de oude verblyfplaats der voorige Koningen, maar tegenwoordig in het jaar 1690. word het bewoont door den Kroon-Prins, die twintig jaaren oudt is. Het derde en laatste is kleinder dan een der twee voorige, en legt in het wester en 't minst volkrykste gedeelte der stadt. In dit woont nu een Prins van Koninklyken bloeden, en 't word genoemt het Paleys der Stalle van 's Konings Olyfan- Paleys der ten, zynde de gemelde Prins de Bestier- Stalle van 's Konings der en geleider des Olyfants, die den Olyfantens Koning draagt. De Prins rydt niet, gelyk 's Konings den Kroon |