Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

De Bataviasche Beurs.')

Met de herstelling van het Nederlandsche gezag over de gewesten in den Indischen archipel, die krachtens het met Engeland gesloten traktaat van 13 Augustus 1814 aan Nederland werden teruggegeven, brak voor den particulieren handel een tijdperk van vroeger niet gekenden bloei en welvaart aan, dat in de eerste plaats aan Batavia ten goede kwam. Het aantal der aldaar gevestigde handelshuizen, dat bij den aanvang van 1816 niet meer dan 10 bedroeg, was vijf jaren later reeds tot 16 gestegen, en terwijl men in eerstgenoemd jaar slechts 2 agentures van buitenlandsche assurantie-maatschappijen telde, was Batavia in 1821 in het bezit van een geheel zelfstandige Javasche Zee-AssurantieMaatschappij, naast welke agenturen van 5 te Calcutta gevestigde instellingen van dien aard werkzaam waren. Als de grootste marktplaats in het Oosten, waar de aanzienlijke verkoopingen van Gouvernements producten werden gehouden (de bij besluit van den Souvereinen Vorst van 26 November 1814 benoemde Commissarissen-Generaal voor Nederlandsch-Indië hadden volgens art. 22 van hunnen lastbrief in opdracht „zooveel mogelijk te zorgen, dat de aan den lande geleverde producten in Indië verkocht en betaald werden, en ze eerst dan voor rekening van den lande naar Nederland te doen vervoeren, bijaldien in Indië zelf geen behoorlijke prijzen mochten kunnen worden bedongen"), werd Batavia door landgenooten en vreemdelingen druk bezocht, en van dien tijd dagteekent dan ook voornamelijk de uitbreiding van

1) In de vierde aflevering van de Encyclopaedie" komt een resumé van deze bijdrage voor. Wij danken den heer Van den Berg, die ons toestond het interessante artikel in zijn geheel te plaatsen. DIR. I. G.

de nieuwe bovenstad Weltevreden, terwijl de statige woningen van weleer aan beide zijden van de Groote Rivier gaandeweg herschapen werden in kantoorlokalen en pakhuizen ten gerieve van de kooplieden, die hoogerop hunne woonverblijven hadden, doch zich ter uitoefening van hun bedrijf dagelijks in de benedenstad ophielden.

Naarmate dat bedrijf zich uitbreidde begon het gemis van eene gelegenheid ter bespreking der gemeenschappelijke belangen des handels, en ter bespoedigde afdoening van zaken, meer en meer gevoeld te worden. De oprichting van een beurs werd daarom wenschelijk geacht, en „door den loffelijken geest der kooplieden kwam deze belangrijke inrichting eerlang tot stand", zooals Mr. P. Mijer in zijne Kronijk van N. I. (Tijdschrift voor N. I. 3e jaargang, II, bl. 387) aanteekent. In den loop van Jaruari 1818 namelijk werd door de heeren P. Skelton, R. Prediger en F. Bijberg aanzoek gedaan bij de Regeering om afstand van een stuk grond „gelegen aan de Groote Rivier bewesten de Chineesche Kampong, en strekkende van de Groote Rivier tot aan de brug of sluis van Roea Malakka," met het doel daarop een voor beurslokaal geschikt gebouw te doen verrijzen, waartoe de gelden bereids tot een bedrag van 3 000 Spaansche matten door inteekening waren bijeengebracht, en nog vóór het eind dier maand werd, na ingewonnen advies van Resident en Magistraten van Batavia, op dit verzoek gunstig beschikt met tekennengeving aan requestranten van het genoegen van Commissarissen-Generaal „over het daarstellen van eene zoo nuttige inrichting voor den koophandel”, en met vrijlating om het ontworpen gebouw „zoodanig in te richten als zij tot het oogmerk meest dienstig zouden achten, mits hetzelve met pannen gedekt zij", in plaats van met atap, zooals oorspronkelijk in de bedoeling had gelegen.

Maar dientengevolge kwam het kostende van het beursgebouw op 2072 Spaansche matten meer te staan dan de bereids bij inteekening bijeengebrachte som, welk tekort door eenige kooplieden was bijgepast, zooals door eene Commissie uit hun midden aan de Regeering werd medegedeeld, toen zij ter vergadering van Comm.-Generaal van 4 September 1818 mondeling kwam berichten, dat het gebouw nu in zooverre was voltooid, dat de bijeenkomsten een aanvang konden nemen", met verzoek om den dag der opening te mogen bepalen op den 8 dier maand, en tevens om in gunstige overweging te willen nemen de voorstellen ter

[ocr errors]

verkrijging der middelen noodig tot terugbetaling van het voorgeschoten tekort van ruim 2000 Spaansche matten.

Aan dit verzoek gevolg gevende werd „de Directie der Beurs" bij resolutie van 4 September 1818 gemachtigd:

1o. om eene inschrijving te openen voor eene jaarlijksche vrijwillige contributie van de te Batavia aanwezige negotiehuizen en andere bij den handel geïnteresseerden, tot de instandhouding dier inrichting;

2o. te doen betalen eene som van twee gulden voor het consent om aan de beurs eenige advertentie of biljet aan te plakken;

3o. om van kapiteins of carga's van schepen, welke zullen verkiezen hunne factures op de beurs ter bezichtiging te leggen, te vorderen 1 per mille van elk bedrag van f 50 000, en 1/2 per mille van het mindere, met dien verstande, dat slechts de helft zal worden gevorderd wanneer de factuur onverkocht blijft; en

4°. om toe te staan dat op de beurs vendutiën worden gehouden of loterijen getrokken, en voor deze vergunning te mogen heffen 4 percent, behoudens het recht van het Gouvernement om zonder eenige belemmering of bepaling en zonder kosten op de beurs openbare veiling te mogen houden van 's lands goederen.

De op dien voet in gebruik genomen beurs, wier plechtige opening op den 8 September 1818 door een talrijke menigte werd bijgewoond, terwijl op het aangekondigde uur door alle de ter reede liggende schepen een saluut gelost werd, was een zeer eenvoudig gebouw, bestaande uit een overdekte colonnade met daarin uitkomende kamers aan beide zijden, in de eene waarvan later het bureau der Javasche Zee-Assurantie-Maatschappij werd gevestigd, terwijl de andere in gebruik werd genomen door de Directie der beurs 1), die door de kooplieden uit hun midden werd verkozen, onder gehoudenheid van de algemeene belangen van den handel vooraf ter beurze te bespreken in algemeene vergaderingen van wier deliberatiën de Directie zich als het orgaan zou hebben te beschouwen.

Aanvankelijk werd de Directie der beurs, die hare werkzaam

1) C. S. W. van Hogend orp, Coup d'oeil sur l'ile de Java; Bruxelles, 1830;

p. 238.

heden aanving met eene herziening van het in November 1816 vastgestelde tarief van provisie en commissieloonen, ook door de Regeering als een den handel vertegenwoordigend orgaan erkend, en zag zij zich bij herhaling geroepen tot het uitbrengen van advies over verschillende, de belangen van den handel rakende onderwerpen. Zoo werd o. a. door de toenmalige Hoofddirectie van Financiën bij missive van 16 Juli 1823 No. 4 haar advies ingewonnen over een bij de Regeering in behandeling genomen ,,Octrooi en Reglement voor de Nederlandsch Oost-Indische Bank", naar aanleiding waarvan in eene op den 6 Augustus 1823 in het lokaal der Beurs gehouden extra-ordinaire vergadering van „de leden der Beurs", na ampele discussie het plan der Regeering met instemming werd begroet onder opmerking: „Dat de kooplieden van gevoelen zijn, dat eene Bank, welke het publiek vertrouwen zoekt te erlangen, ten allen tijde gereed moet zijn om deszelfs biljetten op vertoon in specie te voldoen, daar dit de eenige waarborg is tegen eene overmatige uitgave van zulke biljetten en het eenige middel om het crediet van deszelfs papier met effect te handhaven," eene opvatting, die aan Regeering en ingezetenen veel rampen zou bespaard hebben, indien de bestuurderen van de eenige jaren later in het leven geroepen. Javasche Bank er slechts getrouw aan waren gebleven.

[ocr errors]

Maar niet steeds was de goede verstandhouding tusschen de Directie der Beurs en de Regeering bestendig van duur. In Januari 1827 veroorloofde gene zich om bij gemotiveerd request de aandacht van den toenmaligen Commissaris-Generaal du Bus de Ghisignies te vestigen op de groote moeilijkheden ontstaan uit het gebrek aan een behoorlijk circuleerend medium en de overmatige hoeveelheden duiten in den omloop gebracht," onder opmerking, dat wel is waar het kwaad nog slechts in deszelfs oorsprong was, doch de toeneming er van, indien het nog niet in tijds wordt gestuit, verschrikkelijke gevolgen na zich zal slepen, die zullen uitloopen op algemeene verwarring en stilstand van handel."

De uitkomst heeft sedert slechts al te duidelijk geleerd hoe volkomen juist de mannen van de Beurs den toenmaligen toestand van het muntwezen inzagen; doch de Regeering was van hunne vertoogen niet gediend, en bij missive van 23 Januari 1827 No. 61 werd door den C.-G. aan requestranten te kennen gegeven, dat welke ook zijne persoonlijke achting mocht zijn voor de

onderteekenaars der adressen, namens den handel van Batavia bij hem ontvangen, hij geene particulieren, en zelfs geene Directie der Beurs, de bevoegdheid kon toekennen om zich in naam van anderen bij de Regeering te vervoegen, veel minder om den geheelen handel van Batavia en zijne belangen te vertegenwoordigen."

[ocr errors]
[ocr errors]

Naar een ander middel om de communicatiën tusschen het Gouvernement en de kooplieden in beider belang op een geregelden voet te brengen," behoorde dus te worden omgezien, en hiertoe zou naar het oordeel van de Regeering kunnen geraakt worden door de verwezenlijking van het bereids in Juni 1826 bij de Directie der Beurs aanhangig gemaakte denkbeeld tot vestiging van eene Kamer van Koophandel, „op het voorbeeld van dergelijke instellingen in het moederland," maar de handel was met dit denkbeeld minder ingenomen, van oordeel zijnde, dat wanneer de Directie der Beurs door het Gouvernement, zooals tot dusverre erkend werd, het voorgestelde doel om een geregelde correspondentie met hetzelve daar te stellen, zonder eenige zwarigheden, zoude worden bereikt," zooals werd te verstaan gegeven in het schrijven der Directie van 29 Januari 1827, in hoofdzaak strekkende om Zijne Exc. den Comm.-Generaal „te desabuseeren omtrent de bedoelingen en de gezindheid van de kooplieden te Batavia, welke niet wel begrepen zijn." In antwoord hierop ontving de Directie tot bescheid, dat de Regeering niet voornemens was op de zaak nader aan te dringen, dan de handel zelf begeeren zal," en zij raakte zoodoende van het tapijt, om eerst vele jaren later weder aan de orde te komen.

In hoeverre onder opvolgende bestuurders verandering kwam in de verhouding tusschen de Regeering en de Directie der Beurs is, uit gebreke aan gegevens, die dienaangaande licht zouden kunnen verschaffen, thans moeilijk meer na te gaan. Dezelfde onzekerheid bestaat omtrent het gebruik, dat de handel in den loop der tijden van de ten zijnen behoeve opgerichte beurs is blijven maken; maar wel staat het vast, dat de belangstelling in latere jaren zeer is verflauwd, en in een in De Economist van 1862 (Bijblad bl. 153) opgenomen schets van het handelsverkeer aan de KaliBesiar te Batavia, moest dan ook worden geconstateerd, dat het vóór jaren opgerichte beursgebouw ongebruikt bleef, en het bewijs dus geleverd was, dat te Batavia geen behoefte bestond aan die Europeesche inrichting, voor den handel aldaar noodzakelijk."

« ZurückWeiter »