De afschaffing van de pantjen-diensten, door G. F. C. ROSE. Cijfers en feiten uit het eerste gedeelte van het Koloniaal Verslag Inlandsche waterstaatsbeambten. Een nog altijd onopgeloste belas- tingquaestie. Een officieel getuigenis omtrent den toestand van Bantam. Drie vragen naar aanleiding van de Indische begrooting. Critische Overzichten van: ANNIE FOORE's roman De van Sons, door - Bezoldiging en getal der ondercollecteurs op Java. Het tanden- vijlen bij de inlanders. De vermindering van den veestapel door Indië omkwamen door ongelukken. De Mangkasaren en Boegineezen, I, door R. VAN ECK 2) 737 753 785 793 816 De spoorwegtarieven op Java, door A. BN. SLOET VAN OLDRUITENBORGH. 855 De misleiding van de Regeering bij de eerste Atjehsche expeditie, 1) In mijne aankondiging van het Zakwoordenboekje van KRIENS in het November- nummer van de Ind. Gids, blz. 810, sprak ik van de daarin voorkomende Nacht tinerts 40 pikols als een mij onbekend gewicht. Wel dacht ik aan eene drukfout, b. v. voor vracht, maar dit woord althans was ook met dat gewicht bezwaarlijk overeen te brengen. Na het schrijven van dat artikel is mij intusschen over dien nacht eenig licht opgegaan. Ik las namelijk ergens dat eene Chineesche mijn vereeniging bij het uitsmelten van het tinerts, hetwelk, gelijk bekend is, bij nacht geschiedt, berekent dat per nacht 25 à 30 pikols tin kunnen worden uitgesmolten. Nu kan het zijn dat een Nacht smeltens of, bij verkorting, eenvoudig een Nacht in gebruik is gekomen voor de hoeveelheid tin in dien tijd verkregen. Alleen zoude dan de Heer KRIENS het gewicht wat te groot, of mijn berichtgever het iets te klein Op regel 16 van onderen had ik geschreven belapis t. (de t. als verkorting voor het onmiddellijk voorafgaande tembaga); de zetter heeft daarvan eenvoudig belapist Een tijdschrift voor contrôleurs bij het Binnenlandsch bestuur in Maandelijksche Revue van Brochures, Tijdschriften en Dagbladen. 895 UIT DE BUITENLANDSCHE PERS: Allen's Mail over de moeielijkheden welke men in Britsch-Indië ondervindt tengevolge van de partij- schappen in Engeland. UIT DE BINNENLANDSCHE PERS: de heer Hudig raadt in de Economist de opleiding in Nederland van jon- gelieden voor de Indische cultures aan; de Amsterdamsche Courant publiceert getallen die den achteruitgang van Nederlands handel met Indie moeten bewijzen; het Dagblad becijfert de weldaden van ons koloniaal beheer; de Standaard bespreekt den vloek van de opium, en ook het Vaderland wil dat er gehandeld worde, het Handelsblad, het Dagblad, de Amsterdam che Courant, het Vaderland, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en de Standaard beoordeelen de Indische begrooting; het Vaderland noemt het voorloopig verslag over die begrooting de uitkomst van een oppervlakkig onderzoek en roemt het antwoord van den Minister; gedachtenwisseling van het Han- delsblad, den heer Rose, het Dagblad, de Amsterdamsche Courant en den heer van Bloemen Waanders over de persoonlijke diensten; de Amsterdamsche Courant ontsteekt haar licht over de grondcon- versie op Java; de heer van den Berch van Heemstede onthult in het Dagblad den gevaarlijken toestand op Java in 1874 en het ware staatsbegrip; de Amsterdamsche Courant dringt op het publiceeren van de Atjeh-stukken aan; het Vaderland en het Dagblad zeggen hun meening over de zaak van der Heijden; de schrijver van een artikel in het Dagblad keurt de herziening van de formatie-tableaux voor het Indische leger af; de beschrijving van de inwijding eener Een rapport over de werking van een gemeentestelsel in Britsch- Indië Een beweging tegen de opium elders. Adres in zake de boekhouding der vreemde oosterlingen. Een officieel bericht over Bantam. Moeten inlandsche scholen landbouwscholen wor- den? De porto's voor drukwerken in Indië. - Parcs vaccinogè- Iets over de officieele bescheiden betreffende het ontstaan Critische Overzichten: van Prof. Pijnappel's Geographie van Neder- landsch-Indie, 3e druk, door DE HOLLANDER; van J, Hendrik van Balen's, Avontuurlijke reizen, III, door H. VON ROSENBERG; van Cath. F. van Rees', Oostersch Bloed, door W. DOORENBOS; van het Jaar- boekje voor het Mijnwezen in Ned. Oost-Indie, door CORNS, LE GROOT. De Registreering der gereserveerde Gronden TEN BEHOEVE VAN DE GOUVERNEMENTS-KOFFIECULTUUR, DOOR P. H. VAN DER KEMP. >>Bij de bepaling van het maximum komt alles aan op plaatselijke kennis, beleid en practisch inzicht." Toelichtende nota in Bijblad no. 3378. >>Wordt in deze nota geen bepaalde grens aangegeven voor hetgeen ter berekening van het maximum noodig is, toch zal het vorenstaande den ambtenaar die met beleid en goeden wil te werk gaat, tot eenigen leiddraad kunnen dienen." Nota als voren. Er wordt zoo dikwijls in het ronde en niet altijd met evenveel juistheid over ondoelmatige administratie, overmaat van schrijfwerk, enz. bij het Binnenlandsch Bestuur geklaagd, dat het wel eens zijn nuttige zijde kan hebben, om het min of meer juiste dezer klacht door de behandeling van een bepaald onderwerp, gezet te beschouwen. Geen zaak leent zich daartoe zoo wèl als de regeling van den Gouvernements-koffieaanplant, wijl de zorg voor deze bron van inkomsten het gansche Binnenlandsch Bestuur nog als 't ware vervult, zoodat men verwachten mag, dat aan hare administratieve voorschriften zóóveel zorg is besteed geworden, dat zij als 't ware een typisch, een toongevend geheel vormen. Deel II, 1881. 1 Inderdaad, terwijl de ambtenaar van het B. B. bij de ontwikkeling van den Gouvernements-koffieaanplant nog immer zijn voorname werkzaamheid vindt, is hij wel gedrongen om de grootste aandach. te wijden aan de bepalingen, die de gewone jaarlijksche regeling van den aanplant beheerschen; want zij bevatten zoo al niet immer volstrekte voorschriften, dan toch grondbeginselen, waarvan men niet zonder aan te voeren redenen, voortvloeiende uit plaatselijke of toevallige omstandigheden, mag afwijken. Aldus worden de gewestelijke ambtenaren ieder jaar vanzelf geroepen tot de oplettende overweging der hoofdregelen omtrent dezen tak van administratie, en wijl zij allen in het Bijblad op het Staatsblad van N.-I. ter openbare beoordeeling staan, behoefde ik niet te schromen om de vruchten mijner ernstige overdenking daaromtrent in een uitvoerig opstel, handelende over de statistiek der koffiecultuur, ter neder te leggen. Intusschen wordt tot deze statistiek tevens een onderwerp gerekend, dat er slechts meer middellijk bij behoort, te weten: de boekhouding van de gronden speciaal aan de koffiecultuur gewijd, en nu schijnt het voor de duidelijkheid der behandeling geschikter om eerst als een zaak op zich zelve, als een inleiding, zoo men wil, die grondenstatistiek te bespreken. I. De kiem eener registreering van den Staats-koffiegrond vinden wij in het Gouvernementsbesluit dd. 3 Nov. 1871 no. 11, Bijblad n°. 2508. Toen werden er geheel nieuwe koffiestaten gewettigd, onder intrekking van het stel, dat nauw twee jaren te voren, nl. bij Besluit van 24 Juli 1869 n°. 1, Bijblad no. 2255 gegeven was. Dat besluit van 1869 had men nl. ingetrokken wegens de verregaande ondoelmatige inrichting der registers; maar hoe noode zich de geest van vereenvoudiging ontwikkelde, getuigde o. a. de nieuwe LeggerVoorstelstaat B, die zeventig kolommen telde! In de eindelooze kolommengaanderij lag een rubriek 9 verscholen, luidende: UITGESTREKTHEID IN BOUWS DER NOG AANWEZIGE VOOR TUINKOFFIE GESCHIKTE EN BINNEN EEN VOEGZAMEN AFSTAND GELEGEN GRONDEN; een rubriek, die zich wijders in drie kolommen vertakte, nl. a. Naar schatting aanwezig op ultimo Maart (van het jaar, dat den betrokken legger voorafging); b. Sedert verminderd of vermeerderd met (hoeveel bouws): c. Naar schatting beschikbaar blijvende op ultimo Maart (van het jaar, waarover de legger liep). Overigens eenvoudig genoeg; en de toelichting daarop was even bondig. Zooals uit de bewoordingen dezer rubriek blijkt", luidde zij, „kan de uitgestrektheid der hier bedoelde gronden bij benadering worden opgegeven, en behoeven dus geene opmetingen, waaraan veel werk verbonden is, plaats te hebben." De statenverordening van '71 mocht het echter ook niet veel langer dan twee jaren uithouden: immers bij Gouvernementsbesluit dd. 14 Mei 1874 no. 10, Bijbl. n°. 2917, trok men weder de gansche verzameling in, om er nogmaals een geheel ander stel voor in de plaats te geven. Bij den aldus ontvangen nieuwen Voorstelstaat kreeg men voor het eerst, en wel zonder toelichting, een rubriek voor gereserveerde gronden, vervangende de vroegere algemeene aanwijzing van gronden „nog voor de koffiecultuur geschikt". Sinds hadden wij dus, speciaal dank zij de Agrarische wet, drie soorten van,,reserveeringen" door den Staat: Ie Staatsdomein: dit is van het dèsa-gebied ,,afgebakend", wijl de dèsa daarop geen rechten mag doen gelden; 2e Administratieve kringen, waarbinnen uitsluitend de Staat als koffieondernemer optreedt; eindelijk 3e Gronden, speciaal aangewezen om door de Staatscultuur vroeg of laat in beslag te worden genomen. Deze laatste reserveering is de allerheiligste; want dien grond mag niemand tot eigen gebruik aanwenden, terwijl Staatsdomein overigens nog ieder Europeaan of inlander kan aanvragen, mits het niet behoore noch tot sub. 2, voor zoover men ook een koffieonderneming zou willen beginnen, noch tot sub. 3, voor welk doel dit dan ook aangevraagd. Al die reserveeringen sluiten echter niet juist in elkander, en zoowel hierom als omdat de inlander geen begrip van ,,Staat" heeft, wordt het hem, ja, zelfs den Europeaan, eenigszins lastig om een helder inzicht dezer agrarische zaken te bekomen. ') Het reserveeren In mijn opstel over de intrekking der ervenbelasting wees ik mede op de schromelijke verwarring van denkbeelden, die omtrent deze agrarische reserveeringen allengs bij het Binnenlandsch Bestuur gaan woekeren. De verwarring wordt nog grooter doordien de Europeesche ambtenaren, van Staatsdomein sprekende, toch natuurlijk voor de plaatselijke aanwijzing moeten blijven vermelden het gebied tot welke dèsa het domein administratief behoort. Men heeft dus grond tot Staatseigendom verklaard, om onmiddellijk daarop te doen hooren: nitoe tanah toeroet desa apa?" De inlander, de verlichtste niet uitge zonderd, begrijpt er niets meer van. |