Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

't Zij ons vergund u dit nader toe te lichten. Dat boertje daar, hij heeft als bijna al zijns gelijken, niet veel meer dan een bunder lands onder den ploeg, is tevens tandmeester) of zooals de inlanders hier zeggen: toekang pangoer: tandenvijler.

't Is in den slappen tijd. De tegals zijn beplant en de sawahs staan reeds groen. Men kan nu dus aan uitgaan of aan ander werk denken.

Toen hij nog in de kracht van zijn leven was, ging de man er in dit seizoen meermalen op uit naar de dèsa's, en als hij daar dan aankomende jongelingen of maagden zag, weerklonk zijn stem: » > Paugoer! pangoer!"

Hij is thans te oud om te reizen. Daar komt bij, dat zijn naam gevestigd is. Men komt nu bij hem.

Er gaan juist een paar jongelui zijne eenvoudige bamboezen woning binnen. Fluks wordt door den Kjaï het receptie-matje over de grovere mat op de ambèn (bank) uitgespreid. De gasten zijn weldra gezeten, achteloos met de beenen bij de bank neer. Een zeer sterk kopje kahwô, breierig dik van de vele gestampte grove poederkoffie, staat al spoedig voor hen gereed. Maar uit verlegenheid en linkschheid kijken ze een geheel anderen kant uit.

De Kjaï zet zich bij de jongelieden neer. »Wij wenschten wel door u gevijld te worden." »Zoo. Dat kan gebeuren. Het is voegzaam en gepast. Hoe wilt ge gedaan worden? Widji kraï (bijna puntig)? Of widji semongko (minder puntig)? Of vlak tot op het tandvleesch? 2) Of maar een weinig gelijk af? 3)

Meestal wordt de laatste bewerking gekozen, en dan, hoe dichter bij de stad, des te minder men laat afvijlen, uit vrees vooral om door de njonja's als tandelooze oudjes beschaamd gemaakt te zullen worden. En beschaamd te staan is voor den Javaan nog veel erger dan rotanslagen.

De Kjaï neemt nu zijn gereedschapszak, of mandje, of bakje. Achtereenvolgens legt hij het wel onderhouden, dikwijls door rattenkruid, zemelen en citroensap gewreven gereedschap er uit op de ambèn: een kleine, fijne zaag, een idem fijn beiteltje, een dito vijltje, een gewone beitel, een platte vijl, een ijzeren hamertje, een aanzetsteentje. *)

Zoo noodig wordt het gereedschap eerst nog eens goed aangescherpt.

Dan zet de oude tanden verknoeier een klein bankje voor de ambèn

1) Meermalen vervult hij ook de betrekking van circonciseur.

2) Wie deze bewerking ondergaat, moet vooral veel pijn uitstaan. Meestal volgt er een hevige zwelling en ruime en langdurige verbloeding.

3) Sommigen gaven vijf wijzen van pangoer op: de vijfde manier, ngělar djontrô, zou dan beteekenen:

de tanden een weinig gelijk af en aan beide zijden een weinig schuin ingevijld. 4) Een vollediger opgave der bekakas (gereedschappen): 3 soorten van beitels, als: de gewone beitel, de tatah kloentoeng, een hol beiteltje en de tatah tekoek pěndjatos, een klein rond beiteltje. Na het beitelen wordt een kleine vijl gebruikt: na 't zagen de pangongkék (kleine nijptang). Na het vijlen wordt de pangeloes, een zeer fiju vijltje, ter hand genomen.

Van een obeng en pangot vinden wij ook nog gewag gemaakt.

gereed. No. 1, uitgenoodigd maar te beginnen, legt zich op den grond met het hoofd op dit meubel. Na hem geblinddoekt te hebben, spreekt de Kjaï, gehurkt voor de dingklik (het kleine bankje), al blazende en spuwende 3 X 3 maal deze of een soortgelijke tooverformule 1) over den patiënt uit: tjiptô rôsô noenggal rôsô aranné wôdjô, moeljô rôsô aranné sepoeh. Adèm asrèp saking Allah. Gelijk al de djôpôs (gebedsof tooverformulen) laboreert ook deze djôpô Panôwô niet aan te groote duidelijkheid.

Zij moet dienen om de operatie voorspoedig te doen afloopen.

't Jonge mensch opent den mond. Hoe geel ziet die er uit! Dat komt van de bras (rijst) en de koenir (kurkuma), ter vergemakkelijking van de kunstbewerking zooeven gekauwd. Gamoh, zacht te behandelen, zoo noemde de operateur het gewenschte resultaat van dat middel.

Moeten de tanden puntig worden bewerkt, zoo blijft het zaagje ongebruikt. Terwijl de mond met een paar zachte houtjes van den djarak tjino wordt opengehouden, wordt de beitel links en rechts everlangs aangelegd, en telkens met het ijzeren hamertje flink aangeslagen, totdat het verlangde model is verkregen. Dit wat betreft de vier boventanden. Nu komen de twee hoektanden aan de beurt. Zijn ook deze genoegzaam gebeiteld, dan worden de gepunte tanden met de pangèloes of de fijne vijl netjes afgewerkt. Is dit geschied, dan wordt de banjon voor den dag gehaald. De banjon is, zooals den lezers bekend is, kokoswater, waarin men een stuk gloeiend ijzer eenige dagen heeft laten staan 't Dient om de tanden zwart te maken. Sommigen kauwen eerst nog de jonge vrucht van den granaatappel, om de tanden nog schooner, d. i. nog zwarter te krijgen.

Met de banjon wordt dan nog eenige maanden gespoeld, èn om 't gitzwart te bestendigen, èn om pijn en verbloeding tegen te gaan. Er zijn anderen, die de beide voortanden maar weinig laten afzagen, om ze dan geel te maken of in goud te vatten. Onder de grooten in de Vorstenlanden moet dit meermalen plaats hebben; 't schijnt een afwijking te zijn van de oorspronkelijke inzetting.

Heeft de toekang pangoer zijn zwaarwichtig werk na ongeveer een 20 minuten verricht, dan wordt hem door zijn slachtoffer de gebruikelijke wědjani aangeboden: een tros pisang, de benoodigdheden voor een sirih-pruim en eenige centen, soms tot een kwartgulden, al naar dat de man zijn kunst getoond heeft.

De jonge man krijgt nu nog eenige medische voorschriften: hij mag geen suiker, geen tamarinde, geen lambok, geen zeevisch, geen gedroogde noch gezouten visch en geen kippenbeentjes eten. 2)

Als teeken, dat men ze thans voor vol aanziet, als man aanmerkt, wordt hun vóór 't heengaan door de vrouw des huizes de sirih-bak gepresenteerd

1) Het is uiterst moeilijk om achter de djôpòs en dowôs en rapals te komen. Vraagt men er een Mohammedaan naar, dan heet het dat zoo'n tooverformule, dor die zoo maar meê te deelen, haar scherpte, hare kracht zou verliezen. Bij de christen-inlanders, die aan deze geen waarde meer hechten, kan men voor dit onderzoek dan ook beter terecht.

2) De Javaan vermaalt gewoonlijk ook de kippenbeentjes met zijne tanden.

Ze mogen thans gaan kauwen en trouwen naar hartelust; immers na de besnijdenis is nu ook de laatste hand der beschaving, der fatsoeneering aan hen gelegd. De Pengoeloe zal er nu niets tegen hebben hen te gelegener tijd te paren; ik moest kunnen zeggen: in 't huwelijk te verbinden.

Hoe men aan het pangoer kwam?

Ook dat wordt door den heer Kreemer, aan wiens bijdrage voor de laatste aflevering van de Mededeelingen vanwege het Zendelinggenootschap wij het bovenstaande ontleenden, verteld; hier wordt nog alleen de legende opgenomen, dat Mohammed in een strijd tegen den vorst van Lakad vier boventanden werden verbrijzeld, waardoor de lippen van den profeet rood zagen van het bloed, dat zijn volgelingen zulks mooi vonden, en dat het sedert mode werd de vier bovenvóórtanden af te laten vijlen, betel te kauwen en tabak te pruimen.

DE VERMINDERING VAN DEN VEESTAPEL DOOR
DE VEETYPHUS.

Gedurende 1880 zijn ter zake van veepest afgemaakt 93 119 buffels

en runderen, namelijk:

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Derhalve zijn van 1 Januari 1880 tot Juli 1881 in de genoemde vijf residentiën van Java gezamenlijk afgemaakt: 127659 buffels en runderen.

Een en ander blijkt in bijzonderheden uit Bijlage X van het nieuwe Koloniale Verslag.

1) De opgaven omtrent de residentie Bantam over het eerste halfjaar 1880 verschillen eenigszins van de cijfers in het vorig Koloniaal Verslag medegedeeld. De reden moet hierin gezocht worden, dat sedert nauwkeuriger opgaven outvangen zijn en dat in sommige afdeelingen de dood gevonden dieren, voor welke geen vergoeding werd betaald, onder de afgemaakte ziju opgenomen. Deze onregelmatigheid komt hier en daar ook onder de opgaven der andere gewest n voor.

In 1879 (sedert het uitbreken van de ziekte tot 31 December), werden volgens nader verkregen gegevens afgemaakt:

[blocks in formation]

zoodat er tot 1 Juli 1881 in het geheel 207416 buffels en runderen zijn afgemaakt.

Men vindt dat officieel geconstateerd op bladzijde 113 van het pas verschenen Koloniaal Verslag.

HOEVEEL PERSONEN GEDURENDE 1880 IN NEDERLANDSCHINDIË OMKWAMEN DOOR ONGELUKKEN.

440 werden er door den bliksem getroffen; 24 werden gedood door slangen, 235 door krokodillen, 142 door tijgers en 35 door wilde varkens of andere dieren; 1249 personen verdronken; 234 werden vermoord; 225 maakten zich zelven van kant, en 1530 kwamen door andere ongelukken om.

Het totaal was 4114, maar ook deze officieele statistiek is weer onvolledig. Dit jaar kwamen er geen opgaven uit Banjoewangi en Billiton in.

Men zie verder Bijlage V van het nieuwe Koloniaal Verslag,

Schetsen uit het Volksleven in
Nederl. Oost-Indië,

DOOR

R. VAN ECK.

XI.

DE MANGKASAREN EN BOEGINEEZEN.

Mijn dozijn schetsen is bijna vol, en nog altijd verzuimde ik de aandacht mijner lezers te vestigen op een der merkwaardigste stammen van Insulinde. Ik bedoel de angkasaren en Boegineezen die, gelijk bekend is, het zuidelijk deel van Selebes en enkele omliggende eilanden bewonen en om meer dan ééne reden onze belangstelling overwaardig zijn. En te meer betreur ik mijne nalatigheid in deze, nu de man in ons midden is teruggekeerd, die een groot stuk van zijn leven onder dezen stam heeft doorgebracht; de man, aan wiens onvermoeid streven en ernstige studie wij in de allereerste plaats onze kennis van ZuidSelebes en zijn bewoners verschuldigd zijn. De trouwe lezers van de Indische Gids weten reeds wien ik hier op het oog heb 't Is Dr. B. F. Matthes, de bekwame linguist, die, eerst als Afgevaardigde van het Nederlandsch Bijbel-Genootschap en later als Directeur van de gouvernementsschool tot opleiding van inlandsche onderwijzers, een lange reeks van jaren in het Gouvernement van Selebes en Onderhoorigheden werkzaam was, en in een berg van geschriften zijn bevindingen op het gebied van Taal-, Land- en Volkenkunde publiek heeft gemaakt. Als bekend mag ik evenzoo vooronderstellen, hoe de Indische Regeering, nu ongeveer een jaar geleden, op grond van bestaande bepalingen geweigerd heeft den heer Matthes, wiens taak

« ZurückWeiter »