Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Door mijne voorgangers is bijna in elk hunner verslagen op de wenschelijkheid gewezen, dat getracht zou worden eene Nederlandsche stoomvaartgemeenschap tusschen Siam en Java tot stand te brengen. Kooplieden, zoowel als gezagvoerders van stoom- en zeilschepen, zijn het allen daarover eens, en zijn overtuigd, dat eene geregelde stoomvaart goede rente zoude afwerpen. Stellig zou zulks het geval zijn in het drukke seizoen, dat is van October tot Maart. De ontwikkeling van handel en verkeer tusschen beide landen zoude daardoor natuurlijk zeer worden bevorderd. Als men nagaat, dat in 1880 minstens voor een waarde van 2 000 000 doll. alleen aan katoenen goederen hier is ingevoerd, dan moet het toch onze bevreemding wekken, dat onder zulk een cijfer geen enkele dollar rechtstreeks van Java voorkomt. Dat tot nog toe geen begin van uitvoering aan dit denkbeeld is gegeven, moge onbevredigend zijn, een bepaald treurig verschijnsel mag het genoemd worden, dat het niet de geringste belangstelling bij Nederlandsche ondernemers heeft opgewekt. Althans aan dit consulaat blijkt daarvan niets. In het algemeen schijnt Siam onder onze handelaren de aandacht volstrekt niet te trekken. Verzoeken om inlichtingen betreffende toestanden en zaken trof ik in het archief bijna niet aan, en sedert ik zelf hier ben, werd geen enkel schrijven noch uit Indië, noch uit Nederland deswege ontvangen.

Hier wordt niet betwijfeld, dat eene rechtstreeksche stoomverbinding, als in deze bedoeld, des noodig via Singapore, zal tot stand komen. Reeds heb ik ondershands vernomen, dat een Duitsch huis alhier zich ernstig met deze quaestie bezighoudt en reeds het volgende jaar een of meer stoomschepen in de vaart zou wenschen te brengen. Zekerheid daaromtrent heb ik niet. Gebeurt dit en heeft de onderneming succes, dan heeft dit consulaat althans de, zij het ook eenigszins onaangename, voldoening, intijds en herhaaldelijk hierop te hebben

gewezen.

Uit de Nederlandsche Koloniën kwamen in 1879 en 1880, 72 schepen metende 31724 ton in Siam aan, terwijl derwaarts 102 schepen metende 38674 ton vertrokken. Van de 72 aangekomen schepen waren 37 in lading en 35 in ballast; de 102 vertrokkene waren alle in lading. Onder die 102 schepen echter vond men slechts 9 Nederlandsche tegen 16 Duitsche, 30 Engelsche, 44 Siameesche, enz. Nauwelijks een twaalfde van de naar Java verscheepte producten werd door schepen onder Nederlandsche vlag overgevoerd.

(Uit het Consulair Verslag van Februari 1881).

Minahassa-toestanden.

Dat de Minahassa haar algemeene bekendheid aan het werk der zendelingen te danken heeft zal wel door niemand worden betwijfeld, en 't zal daarom ook niemand verwonderen dat de geest dier zendelingen, thans in hulppredikers veranderd, nog een grooten invloed op het meerendeel der bevolking uitoefent.

Als ik nu de vraag opper: »Wat hebben de zendelingen van de bevolking gemaakt?" dan twijfel ik niet of die vraag wekt onverdeelde belangstelling, en misschien vindt men zich teleurgesteld, als ik zeg haar niet in al haar uitgestrektheid te zullen beantwoorden, maar slechts een tip van het kleed, dat de waarheid omhult, te zullen oplichten.

Wordt de man gekend aan zijn stijl, dan mag men ook het volk wel leeren kennen aan zijn litteratuur, al is het ook dat de meest ontwikkelden daarin optreden. Nu kan er wel is waar van litteratuur der Minahassa-bevolking nauwelijks sprake zijn; toch bestaat sedert 1869 de Maleische courant, Tjahaja Syang, die tweemaal in de maand uitkomt, en waarin ook veel door inlanders wordt geschreven. In de laatste maanden werd daarin een onderwerp behandeld dat zeer de aandacht trok, namelijk het dansen op Europeesche wijs. De gemoederen kwamen daardoor zeer in beweging, er ontstond een strijd waaraan verscheidene schrijvers deelnamen, die allen in de scholen der zendelingen zijn gevormd. Waar strijd is, besluit men natuurlijk dadelijk tot verschil, en daarover zal wel niemand zich bedroeven. Verschil van persoonlijkheid, van wereld- en levensbeschouwing leidt natuurlijk tot verschil van werken; vandaar dat in de verschillende werk kringen groote verscheidenheid van toestanden wordt waargenomen, hoewel de methode van kerk en schoolhouden overal vrij gelijk is.

Doch laat ik trachten, de gevoerde correspondentie zoo getrouw mogelijk te vertalen. Als waarnemend Redacteur, moet ik er zelf een kleine rol in spelen; doch daardoor ben ik dan ook het best met den stand der zaken bekend.

Wij beginnen met de vertaling van het eerste stuk, voorkomende in 't nummer van September 1880.

Een vreemdeling, bij de Minahassers zeer bemind.

Wellicht zal men vragen: Wie is die vreemdeling? Een Chinees, of een Javaan of een Hollander of iemand van een anderen stam die tot ons gekomen is? Ik antwoord: »Neen!" Doch hoor slechts, wie hij is!

In de jaren die voorbij zijn gegaan werd er een vreemd soort van spel bij ons ingevoerd, ik weet niet door wien. Nu is het waar dat niet ieder spel op zich zelf noodzakelijk verkeerd of slecht is; maar vele menschen weten elk spel tot een strik des duivels te gebruiken. Zoo is het ook met het dansen. Daarom zeg ik niet dat dansen op zich zelf slecht en zondig is; maar velen worden daardoor op den verkeerden weg gebracht.

En inderdaad de Minahassers konden het best zonder dansen doen. Vele menschen toch zeggen dat zij het dansen alleen maar doen om warm te worden en een goede lichaamsbeweging te hebben. 1) Dat is waar.

Nu vraag ik Hebben de Minahassers te weinig werk dat zij warmte en beweging moeten zoeken? Zijn wij dan lanterfauters die altijd in de schaduw zitten? Zijn we geen landlieden? Wordt er tegenwoordig niet zwaar genoeg gewerkt om goed te transpireeren en de stramme leden lenig te maken?! (naar de menschen zeggen.)

Ik treur, als ik denk aan de vele ouders, den goeden niet te na gesproken, die hunne kinderen op stuk van schoolgaan en godsdienst verwaarloozen, vooral hunne dochters; zij zeggen: >wat zullen wij er aan doen? Al zenden wij hen, zij willen niet; daarom laten wij 't maar”. Zoo worden de ouders onderworpen aan de kinderen. De lucht wordt aarde en de aarde wordt lucht. Maar als 't op dansen aankomt, zijn de ouders altijd klaar, niet alleen om hunne kinderen te sturen maar om hen te geleiden, al is 't ook pikdonker in regen en slik en over gladde wegen. Als de oude lui maar jenever of bitter kunnen drinken alsof zij huurlingen waren van een meisje dat springen moet

1) Of om zich te vermaken; ik kom daar nader op terug.

Red.

en stampen en draaien en vastgehouden wordt door een jongen, die haar leidt tot aan den morgenstond.

Ha! zoo is 't goed! want het zweet gutst langs het gezicht, de pezen worden lenig, de leden worden gerekt.

Intusschen is het niet geoorloofd de orde Gods om te keeren gelijk de dansers doen, die van den nacht den dag en van den dag den nacht maken. Want als de anderen reeds lang slapen, zoeken de dansers nog lichaamsbeweging". Immers zijn ze pas van 't werk teruggekeerd, daarom hebben zij behoefte aan warmte en beweging!!

Als nu de andere menschen opstaan en naar hun werk gaan, dan ligt de danser nog te slapen. Den ganschen nacht stond het huis open, den ganschen dag blijft de deur van 't huis gesloten; des nachts zijn de oogen open, des daags zijn ze gesloten; des nachts zijn de voeten sterk, des daags zijn ze zwak.... >Hoe laat zou 't al zijn?......... Verbeeld je, we hebben gedanst van 7 uur 's avonds tot 7 uur 's morgens. We hebben goed ons best gedaan!"

Boven heb ik reeds gezegd, dat de ouders gaarne hunne kinderen laten dansen en hun toestaan wat zij vragen. Dat is zeer verwonderlijk. Of denken de ouders misschien dat het danshuis gelijk is aan een markt, waar men goederen aan deu man brengt? Of denkt gÿj misschien dat gij altijd bij uwe kinderen zijt? Gij zijt immers wel eens ziek of van huis of in den tuin als er een uitnoodiging tot dansen komt? Daar het nu zoo de gewoonte is, zoo gaat uwe dochter alleen naar de plaats van (dans) onderwijs om een goede lichaamsbeweging te nemen, niet waar? Maar door die beweging gaan vele jongelingen en jonge dochters zich aan ontucht te buiten en maken zich zelven en hunne onders en betrekkingen te schande. Dit zijn de vruchten van 't dansen in de Minahassa. Een ieder raadplege zich zelven of het waar is of niet.

Als ik denk aan de groote zegeningen, die thans der Minahassa worden geschonken, dan verwonder ik mij. Ziet, het Gouvernement en het Genootschap openen scholen ten nutte der kinderen, maar maken er vele kinderen overal gebruik van? Neen. Waarom niet? Het komt er niet op aan als men de letters kent, indien men slechts kan dansen en den dans regelen. Velen toch schijnen te denken: >Als men maar knap leert dansen, zal men later ook wel knap genoeg zijn om meester of districtshoofd te worden." Met ouderen is het al eveneens gesteld. Werken of de godsdienstoefening bijwonen kunnen zij niet. Dan zijn ze ziek en oud; dan is het koud of duister; dan zijn de wegen slecht en glad; 't is om medelijden te hebben! Maar als er gedanst wordt dan zijn ze gezond en levendig, dan vragen ze niet naar duisternis, naar slechte of gladde wegen. Dan kan

men

een ganschen nacht door draaien en

stampen en springen. >Zoo oude luidjes, er zit nog leven in, niet waar ?" De oude man antwoordt: Wij willen ons eens warm dansen, kinderen." Die ooren heeft om te hooren, die hoore!

(w. g.) ZEGGEN HOOREN.

Dat het dezen zegger niet aan zeggingskracht ontbreekt, zal, hoop ik, uit mijn vertaling nog blijken. De schrijver is hulpzendeling van Sonder, opgeleid op de vroegere kweekschool voor hulpzendelingen te Tomohon.

Hij weet de satire handig te gebruiken, en zijn betoog deed mij onder 't vertalen denken aan Justus van Effen.

In 't November-nummer volgde het bedoelde stuk van de Redactie, getiteld:

Genoegens najagen. ')

In 't September-nummer van dit blad komt een stuk voor, getiteld Een vreemdeling enz" en de schrijver heeft het op dezen vreemdeling zeer gemunt. De vreemdeling heet: »Dansen op Europeesche wijze". 't Komt mij voor dat de schrijver volkomen in zijn recht is dien vreemdeling te bestrijden, doch het verwonderde mij dat hij, vragende naar de reden van dit dansen, zulke vreemde antwoorden ontving. De een wilde zich warm dansen, de andere lichaamsbeweging zoeken, enz. Maar de ware reden zich te vermaken" 1) werd hem niet genoemd. Vanwaar dit verschijnsel? Zou 't ook zijn omdat de schrijver een godsdienstleeraar is, voor wien de menschen niet durven bekennen dat zij vermaak najagen 1), alsof vreugde met het Evangelie in strijd was. Ging ook Jezus niet ter bruiloft en danste David niet voor de Verbondsark?

De schrijver begrijpt gewis zeer goed dat het streven naar genoegen) geen zonde is; hij zegt toch: »Dansen is geen zonde, maar een strik des duivels". Ik zeg: Uitspanning zoeken is goed en noodzakelijk, en 't ware van belang dat dit door de godsdienstleeraren bevorderd werd. De Hemelsche Vader heeft geen welgevallen aan kinderen die met een bedrukt gelaat al zuchtende dit leven doorkruisen; maar wel aan blijde en dankbare kinderen. De vroolijkheid geeft kracht om de bezwaren des levens te dragen en de moeiten te overwinnen. Wellicht zal men zeggen: »Dat is waar, doch die kracht is niet gelegen in de vreugde der wereld, maar in de vreugde naar

1) In 't Maleisch staat: Tjahari kasukaan, letterlijk: vreugd zoeken.

« ZurückWeiter »