Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

volgende lettergreep met g begint, worden veelal verkeerd uitgesproken; zoo hoort men meermalen: ting-ie, ring-it, mang-ies, in stede van tieng gie, rieng-giet, mang-gies.

Wat vooral het Maleisch in den mond van den Europeaan dikwijls zoo leelijk maakt, is het verkeerd plaatsen van den klemtoon. In den regel valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep van een woord, behalve natuurlijk wanneer de klinker van dien lettergreep een toonlooze e is.

Dus: perampocan en niet prāmpoean.

[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors]

Men houde in het oog dat klemtoon in het Hollandsch geheel iets anders is dan in het Maleisch, in welke taal de lettergreep waarop de klemtoon valt lang, niet kort en scherp wordt uitgesproken.

Herhaalde waarschuwing voor bovenstaande fouten in de uitspraak en het accent acht ik vooral van belang voor aanstaande ambtenaren en officieren die in Holland de Maleische taal beoefenen, opdat zij, in Indië gekomen, zich niet laten verleiden denzelfden weg op te gaan als het meerendeel hunner landgenooten.

[merged small][ocr errors]

Wetenschap en Industrie.

DE BUITENLANDSCHE HANDEL VAN BRITSCH-INDIË.

De verbeterde handelsverslagen van Britsch-Indië geven de volgende resultaten:

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors]

Totaal handelsbeweging £126 252 969 £109 777 083 £ 122 071 821 £183 064 849

Door particulieren werd aan koop waren meer uitgevoerd dan ingevoerd :

[blocks in formation]

Door particulieren werd aan specie meer ingevoerd dan uitgevoerd:

[blocks in formation]

Het jaar kenmerkte zich door een groote vermeerdering zoowel van uit- als van invoeren der koopwaren. De waarde van den invoer vermeerderde met tien en een half, die van den uitvoer met ruim zeven en een half millioen ponden sterling. Ook werd netto voor ruim zeven en half millioen ponden sterling aan specie ingevoerd.

De volgende cijfers geven een overzicht van de vermeerdering der invoeren van katoenen goederen:

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

De invoer van zijde nam eveneens toe: in 1878-79 £ 924 048, in 1879-80 £ 837 890, was hij in 1880-81 € 1 350 384. De invoer van zout verminderde met £ 97 015.

De voornaamste uitvoerartikelen vermeerderden met uitzondering van jute. Tarwe vermeerderde met meer dan twee millioenen ponden sterling. Geraffineerde suiker verminderde, terwijl de ongeraffineerde vermeerderde, zooals uit de volgende cijfers blijkt.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

De waarde van thee-uitvoer was bijna dezelfde als in het voorgaande jaar, n. 1. iets meer dan € 3 050 000. Tabak moet afzonderlijk opgegeven worden, daar de fluctaties in de hoeveelheden niet geëvenredigd waren aan die in de waarde.

13 723 660 E.pd. voor een waarde van £ 126 322

1878-79 1879-80 1880-81

[ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors]

> > 129 810

[ocr errors]

D

B

[ocr errors][merged small]

Wat wollen manufacturen betreft viel er in de shawlhandel verbetering waar te nemen nl. van € 88 838 tot £ 150 179.

't Bovenstaande ontleenden wij aan Allen's Indian Mail van 11 Juli 1881.

ADMINISTRATIEVE INDEELING, BESTUUR EN RECHTSWEZEN ONDER DE VOORMALIGE SULTANS VAN ATJEH. ')

Onder het bestuur der voormalige sultans was Groot-Atjeh verdeeld in drie afdeelingen, Sagi's geheeten, welke de namen van XXV, XXII en XXVI Moekims voerden, en elk onder een hoofd stonden

') Dit stuk is een extract uit een gedeelte van de bescheiden, behoorende bij de voorstellen van het lid van den Raad van Nederlandsch-Indië, den heer der Kinderen, betreffende de regeling van het rechtswezen en het inlandsch bestuur van Atjeh. Door Z. Ex den Minister van Koloniën werd in de zitting der Tweede Kamer van 29 Maart 1.1. gezegd, dat bij de publiceering daarvan, òf door middel van plaatsing in een tijdschrift, òf op andere wijze, in overweging had genomen, ten einde een schets te geven van den toestand van Atjeh, zooals die was en nu is. Z. Ex. heeft sedert dit stuk ter plaatsing aangeboden aan het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap.

met den titel van Panglima of Hoeloebalang besar. De XXV Moekims vormden het westelijke, de XXII Moekims het zuidelijke en de XXVI Moekims het oostelijke deel van den boven omschreven driehoek, terwijl de zuidelijke nederzettingen en de eilanden tot de XXV Moekims werden gerekend. Deze Sagi's waren onderverdeeld in districten onder hoofden, die den titel van Hoeloebalang voerden, en de districten weder in moekims onder hoofden, die Imams genoemd werden.

Aan het gezag der respectieve Sagi-hoofden waren echter onttrokken: 1e. De kraton van den Sultan met Pakan Atjeh en de onmiddellijk daaraan grenzende kampongs Merdowati, Djawa, Pandei en Kedah. Het bestuur over dit gebied werd door den Sultan in persoon gevoerd.

2e. De hoofdmoskee (Mesdjid Raja) en de daarom heen liggende kampongs, thans meerendeels verwoest en Voor militaire of andere Gouvernements-gebouwen, gelijk mede voor wijken voor Europeanen of vreemde Oosterlingen geoccupeerd. Het bestuur over de uitgestrekte moekim, welke gevormd werd door deze moskee en haar omgeving, werd gevoerd door Toeka Kali Malikoe'l-adil, erfelijk opperrechter des rijks, en door Panglima Mesdjid Raja. Toekoe Kali Malikoe'l-adil bestuurde namelijk het aan den rechteroever van de Atjeh-rivier gelegen gedeelte van dit gebied, en Panglima Mesdjid Raja dat aan den linkeroever gelegen.

Zoowel de kraton als de Mesdjid Raja behoorden geographisch tot de XXV Moekims.

3e. De moekims Longbatta, Pager Ajer en Lamsajoen, evenzeer geographisch behoorende tot de XXV Moekims, stonden elk rechtstreeks onder den Sultan, zonder tusschenkomst van eenig ander hoofd.

4e. Het hoeloebalangschap der III Moekins, hetwelk vroeger deel uitmaakte van de XXVI Moekims, werd± 40 jaren geleden door Sultan Ibrahim aan het hoofd dier Sagi onttrokken en eveneens onder zich gebracht, in dien zin dat niet, gelijk bij de sub. 3 genoemde moekims het geval was, de moekim-hoofden zelf rechtstreeks onder hem stonden zonder tusschenkomst van eenig ander hoofd, maar dat hier alleen de Panglima was weggevallen en dus de Hoeloebalang over deze gezamenlijke moekims de bevelen van den vorst rechtstreeks ontving. De Hoeloebalang over dit gebied was Toekoe Kerkoen.

De moekims bestonden uit kampongs, elk onder een Ketjik of Ketjehik, en de kampongs bevatten even zoo vele wijken als men daarin bedehuizen (mandarsah) aantrof, voor het doen der dagelijksche gebeden bestemd Deze wijken stonden onder het gezag van den Tongkoe mandarsah of geestelijke bij het bedehuis aangesteld. Bevatte de kampong slechts één mandarsah, zoo bepaalde het gezag van den daaraan verbonden geestelijke zich uitsluitend tot zaken den godsdienst betreffende, evenals in het, trouwens zeldzaam, geval dat een mandarsah ten behoeve van meer dan één kampong strekte Bedehuizen, waar niet alleen de dagelijksche gebeden, maar ook het Vrijdag-gebed wordt gehouden, dat wil zeggen moskeeën, vond men in elke moekim slechts één ').

1) Vergelijk Mr. L. W. C. van den Berg, Beginselen van het Mohammedaansch recht, p. 35, 36.

De districten hadden veelal tot naam het getal moekims dat zij bevatten. Zoo heeft men de III, de IV, de V en de VI Moekims, enz. In de districten, welke uit één enkele moekim bestonden, vond men geen afzonderlijken Imam daarover onder den Hoeloebalang, maar was deze laatste tevens moekim-hoofd, op dezelfde wijze als zooeven omtrent de kampong-hoofden is uiteengezet die slechts één mandarsah onder zich hadden, terwijl omgekeerd de Hoeloebalangs wier gebied te groot was om in zijn geheel persoonlijk te worden bestuurd, hun taak voor een deel op een of meer onderdistricts-hoofden (Bantah) overdroegen. Deze Bantah's stonden dus tusschen de Hoeloebalangs en de Imams of moekim-hoofden in, welke laatsten op hun beurt soms ook tusschen zich en de kampong-hoofden Wakils of gedelegeerden hadden aangesteld.

De ambten van al deze hoofden waren tot op zekere hoogte erfelijk. Indien namelijk eenig ambt kwam te vaceeren, vereenigden zich de voornaamsten van de sagi, het district, de moekim, de kampong of de mandarsah en beraadslaagde of de oudste zoon van het vorige hoofd de noodige geschiktheid bezat om zijn vader op te volgen; zoo neen, dan koos men den tweeden zoon of in het algemeen het naaste familielid dat door zijn persoonlijkheid in aanmerking kwam, met dien verstande, dat men overeenkomstig de Mohammedaansche instellingen de agnaten boven de cognaten voortrok. De gekozene werd daarna tot en met den rang van moekim-hoofd door den Sultan bevestigd, en de bevestiging der kampong-hoofden geschiedde door het hoofd der sagi en die der mandarsah-hoofden door het districtshoofd. Alleen in de hoeloebalangschappen, in de nabijheid van den kraton gelegen, werden ook de kampong-hoofden door den Sultan bevestigd, terwijl omgekeerd in verafgelegen gedeelten, speciaal in de XXII Moekims, zelfs de hoeloebalangs en de imams zich veelal met een bevestiging van het sagi-hoofd vergenoegden.

De vergadering, die over de benoeming van de hoofden der mandarsahs of der kampongs besliste, bestond uit de geheele mannelijke meerderjarige gezeten bevolking van de betrokken mandarsah of de betrokken kampong.

De keuze van een Imam van de moekim geschiedde door de daartoe behoorende kampong-hoofden of andere invloedrijke ingezetenen, terwijl die der districtshoofden plaats vond door de hoofden der moekims en kampongs, bijgestaan door andere invloedrijke personen. Deze laatsten werden onder den naam van orang patoet of orang toea begrepen, doch er is geen algemeene regel te geven, wie in elk hoeloeboelangschap daaronder moeten worden verstaan.

Bij het bovenstaande vergete men intusschen niet, dat de wanorde, welke vooral in de laatste tijden in het Atjehsche rijk heerschte, ook merkbaar was ten aanzien van de indeeling des lands en van de titels en het gezag der hoofden, zoodat soms een Sagi-hoofd, gelijk dat der XXV Moekims, over zijn ondergeschikten feitelijk weinig of niets te zeggen had, maar soms ook, gelijk bijvoorbeeld de bekende Sri Moeda Perkasa (Panglima Polim) in de XXII Moekims werkelijk een centraal gezag uitoefende. Veel, zoo niet alles, hing ten deze van de persoonlijke eigenschappen der titularissen af.

« ZurückWeiter »