Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Indien men bedenkt dat men in Nederland al sedert lang het groote nut van een opname als de bovenbedoelde ter bekoming van rivierkennis heeft ingezien, en dat men daar nu heeft voortreffelijke waterstaatskaarten en tal van waarnemingen, waaruit juiste besluiten te trekken zijn, kan men dan in trouwe meenen, dat de thans gevolgde weg, om de zoo hoog noodige verbeteringen voor den landbouw in Indië aan te brengen, goed is? Is het personeel der Openbare Werken voor de rivieropname te gering, welnu, men vermeerdere het!

F. DE BEDIJKING.

Het is juist, wat de schrijver opmerkt, dat er over dijken wegens bodemophooging van 't rivierbed een afkeurend oordeel uitgesproken is. Veel beter was het, meende men, het water zich vrijelijk te laten verspreiden; het kon dan door zijn slibgehalte strekken tot ophooging en vruchtbaarmaking van het land.

Ook in de vertaling van Dr. Delprat wordt gewezen op de bij uitstek vruchtbaarmakende slib, die in het water kan zijn.

Ik zeg hier: kan zijn, daar er ook in de hoedanigheid der slib wel verschil zal bestaan, naargelang van de geaardheid der gronden vanwaar het gekomen is.

Vruchtbaar slib op de velden te brengen en niet af te voeren naar zee, is zeker zeer nuttig.

Maar zou men dat gaan toepassen op thans bewoonde streken in de beneden landen, zooals er sprake van is geweest voor de vlakte van Demak met haar ± 400000 inwoners? 1)

Vroeger had zulks wellicht kunnen gebeuren, toen de bevolking niet zoo aanzienlijk was; nu zou het daarvoor veel te laat zijn.

En de ophooging van den rivierbodem tusschen de dijken, en de daarmede gepaard gaande last van voortdurende verhooging dier waterkeeringen, is, naar ik vermeen, meer denkbeeldig dan wel een feit.

Wij hebben toch gezien uit de verklaring van de beweging van zand en slib, hoevele oorzaken er zijn voor de verplaatsing, en dat er in elke rivier tallooze gegevens zijn om de voortbewegende kracht op te wekken. Is er ergens een ophooging, er ontstaan neren en een werking om het bed te egaliseeren.

Dat steeds voortdurende aanspoelen en wegvoeren, dat onophoudelijk komen en gaan, dat bestaat zoolang de rivier bestaat, en dat geheel geëvenredigd is aan het vermogen der rivier en den aard van bedding en oevers, kunnen, naar ik meen, de dijken niet beletten.

1) De Waterstaat in N. I., door Post, blz. 82.

Dat dus door verhindering van slibafvoer de bezwaren tegen de dijken opgeheven worden, moet ik voor onjuist houden; die dijken kunnen niet strekken tot vastlegging van de vaste stoffen en kunnen dus den bodem der rivier niet doen ophoogen.

G. DE DRINKWATER- EN AFVOERLEIDINGEN.

Uit hoofde van de geldelijke bezwaren, verbonden aan het maken van artesische putten (blz. 27) meent de schrijver, dat ter voorziening in de behoefte aan drinkwater gebruik moet worden gemaakt van leidingen, zoo noodig met eenvoudige filters; en ter voorkoming dat die leidingen verontreinigd worden, beveelt schrijver zware straf bepalingen aan (blz. 28).

Mij dunkt, dat die verontreiniging door menschen, beesten of afval onmogelijk te verhinderen is, en dat er om van straf bepalingen nut te hebben personeel moet wezen, dat voor de handhaving der bepalingen waakt. Welk personeel zal dat zijn?

Aanprijzing van buizenleidingen ware rationeeler geweest; daarmede wordt het bezwaar van verontreiniging opgeheven.

Voor den afvoer van faecaliën in steden en dorpen stelt schrijver voor te maken een leiding (blz. 28) naar de velden, om dan daar die stoffen te benuttigen voor bemesting. »In die leiding”, zegt hij, »zou niet veel water behoeven te wezen; alleen een fiksche stroom water op bepaalde uren van den dag."

Maar zou zulk een afvoer voor steden niet zeer kostbaar worden? De leiding dient toch te bestaan uit degelijk gemetselde gesloten riolen met goede helling, opdat de brijmassa zich behoorlijk kunne voortbewegen.

Gesteld, dat aan de andere voorwaarden van den waterstroom en het op de velden brengen kan worden voldaan, ook daaraan zeker zullen belangrijke uitgaven verbonden zijn.

Kon men in de dèsa's verzamelplaatsen van stalmest aanleggen, en de mest door een waterstroom op de velden spoelen, men zou den afkeer dien de inlander van die dingen heeft, althans gedeeltelijk overwinnen, en dat zou den landbouw ten goede komen. Doch in de eerste plaats behoort daartoe een zeer krachtige waterstroom; immers in een gegraven leiding met ongelijken bodem en bovendien begroeiing is veel tegenstand te overwinnen. Men hangt van locale omstandigheden af de velden der benedenlanden zullen van dat middel wel geen gebruik kunnen maken.

Een woord ten slotte nog.

De belangstellende lezer van dit artikel, die vermeent dat ik het met den schrijver in vele opzichten niet eens ben, heeft gelijk.

In de hoofdzaak echter zijn wij homogeen.

De heer Vrendenberg wenscht rivierkennis en verbetering in den toestand der irrigatie.

Ik ook.

Wordt daarvoor personeel beschikbaar gesteld, dan zij het aan dat personeel overgelaten, voorstellen te doen.

Intusschen heeft de schrijver door de attentie te vestigen op Waterleidingen en Waterwegen op Java, aan de goede zaak een stoot gegeven, waarvoor allen die belang in Indië stellen hem dankbaar moeten zijn.

Mijn dank ontvange hij hierbij.

's-Hage, Februari 1881.

Maandelijksche Revue

VAN

BROCHURES, TIJDSCHRIFTEN EN DAGBLADEN.

20 Augustus 14 September 1881.

INHOUD:

UIT DE BUITENLANDSCHE PERS: De slotbeschouwingen van den heer Metzger over de Regeering der Nederlandsche koloniën. UIT DE BINNENLANDSCHE PERS Causerien van den heer Lans over koloniale onderwerpen; Beschouwingen in het Handelsblad van Mr. Victor over N. I. rechterlijke ambtenaren; de Amsterdamsche Courant over vreemde nederzettingen op Borneo en het Dagblad over Brocnei; de Middelburgsche Courant over spoorwegen op Java en het Handelsblad over stoomtrams op dat eiland; de Amsterdamsche Courant over Atjeh en onze financiën"; het Handelsblad over Regeering en opium"; de Middelburgsche Courant over de zendelingen op Bali" en het Handelsblad over een inbreuk op het Regeeringsreglement.'

[ocr errors]

DE REGEERING DER NED.-INDISCHE KOLONIEN. In het negende >Heft" van Unsere Zeit brengt de heer Metzger het opstel ten einde, waarvan het eerste gedeelte in de vorige aflevering van de Indische Gids besproken werd.

»Nieuws", verklaart de schrijver, »brengt deze schets niet; zij heeft slechts ten doel, feiten die in Holland algemeen bekend zijn, in ruimeren kring te verspreiden."

Grootendeels is dat zoo. Of echter die algemeene bekendheid werkelijk reeds in Holland doorgedrongen is?

Wij zouden het niet durven beweren. Ons dunkt, dat er zelfs voor duizenden Hollanders die tot de ontwikkeldsten van hun volk gerekend worden, uit de schets van den heer Metzger zeer veel te leeren valt, en dat slechts zeer weinig landgenooten in staat zijn ten minste als zij geen copiistenwerk willen verrichten om een artikel te schrijven, als dat, hetwelk door een geboren Duitscher in Unsere Zeit is geplaatst.

Er zijn daarin enkele onnauwkeurigheden aan te wijzen. Zoo b.v. is het een fout, de residenten gelijk te stellen met de luitenant-kolonels; de rang van een resident is geassimileerd aan dien van een kolonel. Ook is het onjuist te beweren, dat in enkele gevallen een regentschap twee afdeelingen omvat. Minder goedkeuring verdient

het insgelijks, dat de schrijver het middelbaar onderwijs aanduidt als lager onderwijs met onderwijs in vreemde talen, wiskunde, landbouwkennis, teekenen en handwerken er bij. Een dwaling voorts is het, te zeggen dat de burgerscholen te Semarang en Soerabaja inrichtingen met een driejarigen cursus zijn. Maar behoudens deze en nog een zeer klein getal fouten, is de schets nauwkeurig.

Zij handelt over de verschillende departementen van algemeen bestuur en over de Algemeene Secretarie. Voor zoover zij slechts een overzicht van de staatsinstellingen geeft, kan zij hier onaangeroerd blijven; van de critische opmerkingen, welke de heer Metzger er nu en dan heeft ingelascht, nemen wij echter eenige over.

Bij »Justitie" teekent de schrijver aau: De wettelijke bepalingen vloeien, evenals de administratieve, over van humaniteit, zorg voor den inlander, maar de bewoordingen waarin zij vervat zijn laten zeer uiteenloopende opvattingen toe.

Bij »Openbare Werken": Alle over de Hollandsche bezittingen handelende bronnen klagen over de verrichtingen van dit Departement; de vraag slechts is, of het onvoldoende de schuld is van de ingenieurs dan wel aan andere oorzaken geweten moet worden. Werkkrachten zijn niet overal in een toereikende hoeveelheid te verkrijgen; de ambachtslieden zijn slecht onderlegd, en hoofdzakelijk aan de administratieve regeling met haar beperkende voorschriften is het toe te schrijven, dat het Departement niet altijd aan de verwachtingen beantwoordt. Karakteristiek is het, dat men voor de sinds 1875 aangelegde staatsspoorwegen de comptabiliteitswet wijzigde: zelf erkende men aldus den storenden invloed der wet, maar toch blijft deze nog altijd van kracht.

Bij de Algemeene Secretarie: Tot de werkzaamheden van dit bureau behoort in de eerste plaats de leiding der Indische politiek met voorbijgang van de departementen van algemeen bestuur. Alle correspon

van den gouverneur-generaal met autoriteiten en particulieren gaat door dit tusschenlid. Alle voor den gouverneur-generaal bestemde berichten moeten hierheen gezonden worden. ') Alle voorschriften, welke door de directeuren in hun ressort gegeven worden, moeten den gouverneur-generaal door bemiddeling van dit bureau worden. unedegedeeld.') Alle besluiten van de Regeering worden hier in den juisten vorm gebracht, en voor zoover noodig aan de betrokken personen bekend gemaakt. De Algemeene Secretarie is voor de Staatsmachine van den allergrootsten invloed.

De heer Metzger durft echter niet verklaren, dat die invloed over het geheel gunstig is. Zijns inziens is het een fout, dat de voorstellen welke de departementschefs, dus de organiek verantwoordelijke vakannen, aan den gouverneur-generaal doen, onderworpen worden aan de critiek van een daarvoor niet altijd voldoend voorbereid bureaupersoneel. Gewoonlijk worden bij dit bureau alleen zij geplaatst, die de beste recommandatiën hebben; goede relatiën kunnen iemand aan een plaatsing helpen, en misschien in het begin ook aan een sneller promotie; maar het moet gezegd worden, dat de hoogere rangen alleen aan de bekwaamsten worden toevertrouwd; intellectueel staat het

1) Ilierin vergist zich de hr. M. weer.

« ZurückWeiter »