Abbildungen der Seite
PDF
EPUB
[blocks in formation]

UIT DE BUITENLANDSCHE PERS: Een oud-Oostindisch ambtenaar (de heer Metzger) over de Regeering van onze koloniën; de heeren Loehnis en Wulffing over Nederland en over Duitsche koloniale plannen; the Colonies and India over vrijen handel tusschen Engeland en zijn koloniën: the Quarterly over BritschIndië in 1880 en de heer Valbert over Britsch-Indië en Algerië. UIT DE BINNENLANDSCHE PERS: het Handelsblad bespreekt de onmacht in de Indische wetgeving, de beteekenis van de departementen van algemeen bestuur en de Indische pensioenen; het Vaderland: de gewichtige quaestie der conversie en de daarmede samenhangende slechte politiek, alsmede de houding van het Indisch bestuur tegenover Generaal van der Heijden: de Middelburgsche: de ontvangst van dien Generaal; de Amsterdamsche: de Atjeh-geheimenissen; de heer Roorda van Eysinga in een artikel Over de Oost": het ontslag van Generaal van der Heijden, de paperassen-regeering, de oneerlijkheid van Nederlands koloniale politiek, enz.; het Dagblad verklaart zich tegen gemeente-instellingen in Indië en vóór een toepassing van het restitutiestelsel met behoud van het eenheidsstelsel; de Nieuwe Rotterdamsche Ct. schrijft over de uitlevering van misdadigers.

DE REGEERING DER N.-Oostindische koloniën wordt door den heer Emil Metzger in Unzere Zeit besproken. Tot heden verscheen nog slechts (in het 7e Heft) het eerste gedeelte.

Het artikel verdient zeer veel aandacht.

Met zaakkennis wordt de toestand blootgelegd en scherpzinnig, dikwijls treffend juist, wordt hij beoordeeld.

De schrijver begint met het gewicht der positie van den gouverneurgeneraal uiteen te zetten, en knoopt daaraan eenige beschouwingen vast betreffende de quaestie, of de gouverneur generaal al dan niet gekozen dient te worden uit personen die Indie door aanschouwing hebben leeren kennen. De benoeming van menschen die nooit in Indië geweest zijn, wordt in den regel aanbevolen, op grond dat zulke mannen meer frischheid van lichaam en geest bezitten, en op grond dat zij veel

meer nimbus om zich heen verspreiden dan iemand die een langen weg in Indië achter zich heeft; daarbij voegt de heer Metzger nog, dat iemand die een geruimen tijd in Indië is geweest, te veel kennissen en vrienden in de kolonie bezit, dan dat niet het gevaar voor een familie-regeering zou ontstaan. Van een anderen kaut staat de gouverneur-generaal op zulk een hoogte, dat hij in vele meer intieme betrekkingen van het staats- en van het privaatleven nimmer doordringen kan, als hij niet reeds vroeger een geruimen tijd in Indië heeft doorgebracht; ook de taal blijft hem dan onbekend; zelfs ziju naaste inlandsche omgeving blijft hem vreemd. Wie gouverneur-generaal wordt na in Indië een hooge betrekking bekleed te hebben, brengt een kennis mede, welke een ander in het gunstigste geval eerst na jaren machtig wordt, en die kennis is niet beperkt tot den tak van dienst, waarbij hij werkzaam is geweest. Bijna ieder, die een zekere positie inneemt en dikwijls met de inlanders in aanraking komt, doet de oudervinding op, dat zij de beste inlichtingen geven over hetgeen niet in hun nabijheid voorvalt; ontstaat er in een zekere streek een geest van ontevredenheid, het wordt niet dáár, maar in een andere streek ontdekt. Men beweert, dat een oud-Indiër te eenzijdig is, om als gouverneurgeneraal te mogen fungeeren, maar is een eenzijdige beoordeeling niet veel meer te vreezen van hem, die zaken en personen alleen op een afstand en van een hoogte beschouwt? - De nimbus zou bij een die in Indie onbekend is grooter zijn, meent men; bekommert echter de inlander zich ooit over hetgeen iemand geweest is? Het ambt geeft den nimbus; nooit zal een inlander iemand, Europecër of ook landgenoot, die van de laagste sporten opgeklommen is, deswege minder eerbied betoonen. Wat de vrees voor een familieregeering betreft, geheel ongegrond is zij niet; maar die vrees moet men ook koesteren wanneer een persoon die nooit in de kolonie geweest is, gouverneurgeneraal wordt; tegen familieregeering bestaat geen andere waarborg dan het karakter van den benoemde; volkomen vrij van de invloeden zijner omgeving kan niemand zich houden; misbruiken komen bij alle standen en bij alle volken voor. In den tegenwoordigen tijd, nu de verbinding van het vaderland met de kolonie voor het politieke leven van Indië drukkend geworden is, zijn de veelzijdige aanrakingspunten van een landvoogd die in Nederland als publiek persoon een rol gespeeld heeft, veel gevaarlijker dan de aanrakingspunten van een man, die een lange Indische loopbaan afgebroken heeft om in het vaderland rust te genieten; de laatste blijft min of meer vreemdeling in Europa, en wordt hij naar Indië teruggeroepen, om daar als gouverneur-generaal zijn land te dienen, dan is hij in den regel los van alle politieke banden. Veel schadelijker nu dau een familieregeering is een partijregeering; het bevoorrechten van een partij leidt tot veel belangrijker concessiën, en juist hierom is het gevaar voor een partijregeering zoo groot, omdat een bevoorrechten van een partij in den regel voor onschuldig wordt gehouden, terwijl een bevoorrechting van personen wordt afgekeurd.

De schrijver constateert vervolgens, dat ten koste van een krachtige regeering de nimbus van den gouverneur-generaal in de laatste jaren zeer verflauwd is, omdat de laudvoogd te afhankelijk is van den minister

van koloniën en van de Staten-Generaal. Reeds is het tweemaal voorgekomen, dat een verandering van ministerie een aftreden van den gouverneur-generaal ten gevolge had: eens werd een gouverneur-generaal, trouwens nadat zijn vijf jaren om waren, teruggeroepen, en ten tweede nam de gouverneur-generaal Loudon zijn ontslag, toen een ministerie optrad, dat een volkomen verandering in verschillende gewichtige aangelegenheden teweegbrengen moest:,,nog geen drie jaar", herinnert de schrijver,,,bekleedde de heer Loudon ziju ambt, en hij bracht zeer belangrijke persoonlijke belangen aan zijn overtuiging ten offer". Een tweede voorbeeld echter van dezen aard bestaat er niet, wat wel eenigermate opvallend is, daar Nederland sinds 1845 22 ministers van koloniën heeft gekend (de tijdelijk vervangenden niet medegerekend), en Indië in denzelfden tijd acht landvoogden heeft gehad, en dikwij's ministers van verschillende kleur elkander volgden. Ziet men het lijstje vau de gelijktijdige ministers en landvoogden na, dan bemerkt men merkwaardige combinatiën van kleuren en verschillende afwisselingen in de schakeering.

De schrijver verklaart hierna de attributen van den gouverneur-generaal en de bestemming van den Raad van Indië; ook de zorg voor de gouvernementscultures en de grondrechten komen daarbij ter sprake. Het Regeeringsreglement, zegt de schrijver o. a., wil dat de betaling met vermijding van een schadelijke overdrijving zoodanig zij, dat de gedwongen cultures den inlander even veel voordeel geven als de vrije; maar, merkt hij op, bij de toepassing van dat voorschrift wordt een eigenaardige wijze van berekening waargenomen. Eer de inlauder koffie oogsten kan van nieuwe tuinen, moeten deze vier jaar oud zijn; voor den aanleg der tuinen ontvangt hij niets, en voor de 125 halve kilogrammen koffie wordt hem slechts f 14 betaald.

Bij de bespreking van art. 59 van het Regeeringsreglement releveert de schrijver, dat de quaestie van de competentie van den gouverneurgeneraal -,,een levensquaestie voor de zelfstandigheid van den landvoogd" reeds tot ernstige verwikkelingen aanleiding gegeven heeft. Eén geval van dien aard is bekend geworden. De minister ontwikkelde als zijn beginsel, dat de gouverneur-generaal, om den minister in staat te stellen de verantwoordelijkheid voor de daden van den landvoogd te dragen, steeds zooveel mogelijk met hem in overleg te treden had alvorens een maatregel te nemen. De gouverneur-generaal echter antwoordde:,,De gouverneur-generaal regeert in naam des Konings. Het is waar, dat de minister jegens de Kamer verantwoordelijk is, en ook, dat hij die verantwoordelijkheid ten volle op zich moet nemen, maar dat behoort niet te geschieden op grond eener beperking van de macht van den gouverneur-generaal, maar in het vertrouwen, dat de gouver neur-generaal geen onverantwoordelijke daden pleegt. Een gouverneurgeneraal die dit vertrouwen niet geniet, moet aftreden." En toen diezelfde minister kort daarop den gouverneur-generaal verzocht, een maatregel die reeds vóór het optreden van den minister begonnen was, te schorsen, waardoor het prestige van den landvoogd geschokt moest worden, toen gehoorzaamde de gouverneur-generaal onmiddellijk, maar ook vroeg hij telegraphisch om zijn ontslag, wat hem mede telegraphisch, maar eerst zes weken later, verleend werd.

De vraag: moet Indië in Indië, dan wel in den Haag geregeerd worden? zal vroeg of laat tot een beslissing moeten komen, zegt de schrijver terecht, en hoe eerder het gebeurt, hoe beter. Niet de minister van koloniën alleen oefent echter een druk uit, welks invloed alle krachtige maatregelen (en krachtige maatregelen zijn onontbeerlijk) storend in den weg treedt, maar ook de volksvertegenwoordiging. Twaalf jaar na de invoering van het Regeeringsreglement is voor de eerste maal de koloniale begrooting bij de wet vastgesteld, en sedert is van die wettelijke vaststelling door de leden der Staten-Generaal ruimschoots partij getrokken, om hun verzoeken en wenschen aan den minister van koloniën kenbaar te maken, en ten einde de begrooting te redden en den ministerszetel te behouden moest de minister maar al te dikwijls zich meegaand betoonen. ,,Bedenkt men nu hoe vele zeer uiteenloopende belangen Holland met Indië verbinden, hoe het particularisme in Holland alles voor de gemeente, de stad, hoogstens de provincie verlangt, en den lieven naaste zoo min mogelijk gunt, dau kan men zich voorstellen aan welke pressie van de zijde hunner kiezers 'de afgevaardigden blootgesteld zijn, die immers van tijd tot tijd zich aan een nieuwe verkiezing moeten onderwerpen." Tusschen die uiteenloopende belangen moet de minister heen laveeren, en het ligt voor de hand, dat het hem moeilijk moet vallen, een maatregel die in de een of andere richting wordt genomen, door te zetten. Daarbij komt nog, dat Indië volstrekt niet vertegenwoordigd is in de Staten-Generaal; het is veel, als er onder de leden der vertegenwoordiging vijf gevonden worden die in Indië geweest zijn; het kan echter ook voorkomen dat geen enkele afgevaardigde Indië ooit gezien heeft, en dat de minister met al zijn ambtenaren een vreemdeling in onze koloniën is. Een regeling door de wetgevende macht is vooral bij de verwisselingen van ministers niet doeltreffend; hoeveel tijd gaat er door verloren, en hoeveel moeite blijkt dikwijls vergeefsch geweest te ziju, daar een nieuw minister het langdurig en ook dikwijls zorgvuldig voorbereide werk van zijn voorganger afkeurt! De mannen van 1848 wilden aan de Indische regeering zooveel mogelijk onafhankelijkheid toekennen; daaraan is, helaas geen gevolg gegeven. De gouverneur-generaal heeft feitelijk zelfs de vrijheid niet meer, welke het Regeeringsreglement hem vergunt, en dit reglement reeds bindt hem veel meer, dan voor een goede behandeling van zaken weuschelijk is, terwijl hij in andere opzichten, althans naar de letter der wet, veel vrijheid van handelen heeft. Wil de gouverneur-generaal een millioen voor buitengewone uitgaven beschikbaar stellen, met de wet in de hand kan hij zich daartoe gerechtigd achten; maar om in een kazerne, waar tot nu toe 50 petroleumlampen brandden, één lamp meer te outsteken, heeft hij de toestemming des Konings noodig! Door zulk een gang van zaken wordt ter wille van nietigheden de aandacht van de hoofdzaak afgeleid.

Wij hebben in Indië een krachtige regeering noodig. Behalve op de inlanders hebben wij op de Chineezen te letten, niet zoo zeer om hun getal (300 000), als om hun vele vertakkingen in aangrenzende landen, en om de krachtige ontwikkeling van den Chineeschen handel in Oost-Azië en om den geest van verzet, die zich in den laatsten tijd, ook bij de invoering van de nieuwe belastingen, openbaarde. Men

denke niet dat hetgeen in Hollandsche en Indische bladen behandeld wordt, den beschaafden inlander en Chinees onbekend blijft, en van dezen uitgaande verbreidt het zich verder. Er moet langzamerhand gevaar ontstaan voor het gezag.

De schrijver is tegen het afvaardigen van vertegenwoordigers van Indie naar de Staten-Generaal; de Europeesche bevolking zou volgens haar zielental hoogstens één vertegenwoordiger kunnen kiezen; den inlanders door eigen afgevaardigden zitting en stem in de Kamer te verleeuen, zou tot onmogelijkheden leiden, en hen door Europeaneu te laten vertegenwoordigen zou onbillijk zijn tegen de ingezetenen van Holland, wier lot dan in hooge mate door de Indische stemmen beheerscht zou worden. De moeilijkheid ligt hierin, om den invloed der Kamers te verminderen hetzij door toevoeging van een nieuw element in zulk een hoeveelheid dat het tegenwoordige karakter er geheel door veranderd wordt, hetzij hierdoor, dat men hun den invloed ontneemt, en dan zoowel den directen invloed, welken zij ten opzichte van de koloniale wetgeving uitoefenen, als den indirecten. Voor het eene en voor het andere is echter de medewerking der Staten-Generaal noodig, en dezen zullen haar zeker niet gaarne verleenen. Het minst onmogelijk is, den indirecten invloed der Kamers te verminderen, door den Minister, wat de behandeling der begrooting aangaat, in een onafhankelijker positie te stellen, en ten einde hiertoe met hoop op goed gevolg een poging te kunnen aanwenden, moet men beginnen met de scheiding der Indische financiën van de Nederlandsche te helpen bewerken. Kon dan verder de koloniale wetgeving worden opgedragen aan een in Indië resideerenden Kolonialen Raad, welke ten deele door de Kroon, ten deele door de Staten-Generaal benoemd zou moeten worden, en tegenover welken Raad de gouverneur-generaal en natuurlijk ook de Kroon hun ,,veto" konden doen hooren, dan zou stellig een toestand worden ge. schapen, die de ontwikkeling van meer énergie in 't verschiet zou stellen, en de gelegenheid zou geven om, trots toevallige veranderingen in het ministerie, voort te gaan op den eenmaal ingeslagen weg, zonder te aarzelen en zonder te wankelen.

DUITSCHLAND MOET KOLONIËN HEBBEN. Het geschrift van Dr. Fabri en dat van Dr. Hübbe Schleiden zijn gevolgd door Prof. Wagner's Ueber Gründung deutscher Koloniën, door de verslagen vau den »Central Verein für Handelsgeographie und Förderung deutscher Interessen im Auslande," enz. ,,Als een lawine neemt in Duitschland de litteratuur over, voor en tegen koloniën toe," zegt de Heer Loehuis in zijn onlangs verschenen boekje over,,Die Europäischen Koloniën."

Hij behandelt daarin :

de Engelsche koloniën en de koloniale politiek der Engelschen; Holland en zijn koloniën;

de koloniën der Romaansche staten en

de koloniale plannen der Duitschers.

Een vriendschappelijke gezindheid jegens Holland spreekt uit het boekje niet. Holland met zijn kleine bevolking is volgens hem geenszins in staat, zijn heerlijke koloniën op dezelfde wijze als Engeland te ontwikkelen en ze met een krachtige hand te besturen; het kan slechts

« ZurückWeiter »