Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

Daarna verzocht de Chinees, om den cijns te verlagen tot f 300 per bouw, wat natuurlijk door de Regeering niet goedgevonden werd, en toen moest het contract ontbonden worden, aangezien de Chinees niet bij machte was, aan zijn verplichtingen te voldoen.

Ten slotte werd het contract weder uitbesteed! Dezen keer werd het voor f 225 gegund, en nog werpt het zelden winst af.

Ook voor de fabriek Kraton had de Regeering in de laatste jaren den gouvernements aanplant kunnen opheffen.

Derhalve heeft de Regeering bij herhaling verzuimd, van de gelegenheid om gouvernements-aanplant door vrijen aanplant te vervangen partij te trekken. Zij heeft er niet naar gestreefd, om de cultuurdiensten bij de suikerindustrie zoo spoedig mogelijk te verminderen.

En nu de diensten bij de koffiecultuur!

Het is moeite voor niets, tegen de gouvernements-koffiecultuur in het algemeen te velde te trekken; die cultuur werpt aanzienlijke baten af, en daarom wordt ze in stand gehouden.

Ik ben echter van oordeel, dat men de diensten bij de cultuur beperken kon, zonder de schatkist te schaden. Reeds vroeger wees ik in dit tijdschrift er op, dat wanneer de Regeering, in stede van mede te deelen hoeveel koffieboomen er zijn een getal dat toch door niemand als juist erkend wordt opgaf hoeveel bouws er in ieder district met koffieboomen zijn beplant en hoeveel daarvan de productie is, dat men dan tot de ervaring zou komen, dat het op vele plaatsen in het voordeel der schatkist zou zijn, de gouvernements-koffiecultuur in te trekken, en de gronden in erfpacht aan particulieren uit te geven. Art. 56 van het Regeeringsreglement schrijft voor, „,dat de belooning der betrokken inlanders, met vermijding van schadelijke opdrijving, zoodanig zij, dat de gouvernements-cultures hun, bij gelijken arbeid, ten minste gelijke voordeelen opleveren als de vrije teelt." Werd dat eerlijk nageleefd, dan zou de cultuur nog veel meer ingekrompen moeten worden. maar ik zou het reeds veel gewonnen achten, indien de Regeering besloot, om de cultuur dáár in te trekken, waar de productie niet meer dan een pikol per bouw bedraagt.

Niets meer dan billijk zou het verder zijn, om de bevolking voor den aanleg van tuinen een zekere vergoeding te geven, en daardoor zou o. a. belet worden, dat er koffietuinen werden aangelegd in streken die geen pikol kunnen produceeren, en na weinig jaren weer worden afgeschreven. Omdat de arbeid toch niet betaald wordt, wordt er van de werkkrachten der bevolking dikwijls schandelijk misbruik gemaakt. In Soerabaja is het indertijd gebeurd, dat er een

tuin werd aangelegd in een streek die zóó. ongeschikt was voor de cultuur, dat de aarde voor de plantgaten door de bevolking uit andere plaatsen gehaald moest worden!

Ik meen daarmede aangetoond te hebben, dat de Regeering, wil zij werkelijk de cultuurdiensten verlichten, en ook langs dien weg de conversie bevorderen, daarvoor ruimschoots gelegenheid vindt zonder de schatkist te zeer te bezwaren.

Bovendien zou de Regeering door het vermeerderen van het aantal deelgerechtigden in het communaal bezit ten stelligste te verbieden de conversie zeer in de hand werken. Bij afschaffing van heerendienst zou dat vermeerderen van deelgerechtigden misschien vanzelf ophouden, maar er is geen enkele reden om het bedoelde verbod niet uit te vaardigen. Als eigenaar van den grond is de staat, door de Regeering vertegenwoordigd, ongetwijfeld daartoe gerechtigd, en het is een feit dat in verschillende dèsa's waar het reeds gebruikelijk is geen nieuwe deelgerechtigden meer toe te laten, de bevolking over het geheel in beter conditie verkeert dan elders waar die regeling nog niet is ingevoerd.

Ik zou buitendien wenschen dat de Regeering aan het jaarlijksch verdeelen van de gemeentevelden onherroepelijk een einde maakte; bij die verdeeling toch vertoont het communaal bezit zich van zijn meest bedenkelijke zijde, en al wat men voor die verdeeling kan aanvoeren geldt zeker niet minder voor een twee- of driejaarlijksche verdeeling.

Eindelijk: de Regeering bepale dat alleen die dèsa's waar communaal bezit met vaste aandeelen bestaat, een conversie in erfelijk individueel bezit mag plaats hebben; daardoor voorkomt men, dat overijverige ambtenaren de conversie invoeren waar de bevolking ze niet verlangt. Onnoodig zal het wel zijn, hier nog de verzekering af te leggen, dat ik een voorstander van conversie ben, maar een invoeren van conversie zooals de heer Levyssohn Norman beproefde, keur ik onvoorwaardelijk af. Naar mijn oordeel zal de conversie alleen dan wezenlijk nut stichten, wanneer ze de voldoening is van een door de bevolking gevoelde behoefte, een behoefte die zich spoedig zal doen gelden wanneer het jaarlijksch verdeelen van de velden heeft opgehouden.

Doch de hoofdzaak blijft afschaffing van heerendiensten. Daardoor, en door het verminderen van den druk der cultuurdiensten, zou aan de willekeur der dèsa-hoofden paal en perk worden gesteld, en zou aan een van de allergewichtigste voorwaarden, niet alleen voor het totstandbrengen van conversie, maar voor de gezonde ontwikkeling der inlandsche bevolking in het algemeen, voldaan worden.

De meerderheid van de commissie van rapporteurs begeerde een verordening waarbij de uitoefening van het recht der inlandsche bevolking, om voor haar grondbezit den vorm te kiezen die haar het aangenaamst is, mogelijk gemaakt en geregeld wordt; mij echter dunkt, dat het getal van verordeningen die een milden geest ademen maar der bevolking geen heil aanbrengen, reeds groot genoeg is, en ik wensch dat een daad het bewijs levere dat de Regeering de behartiging van de belangen der inlanders ernstig meent. De minderheid schijnt van gevoelen dat de Regeering die belangen reeds naar eisch bevordert; ik deel dat gevoelen volstrekt niet, maar vind het van het standpunt der minderheid rationeeler dan de conclusie der meerderheid van het standpunt der heeren van Houten, van der Hoeven en van Rees is. Wat dezen gepresteerd hebben is beneden de verwachting gebleven.

's-Hage, 12 Juli 1881.

G. F. C. ROSE.

P. S. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 30 Juni jl. leest men: Castelar heeft aan den minister van koloniën een brief geschreven naar aanleiding van het besluit, waarbij de dienstbaarheid der inlanders op de Philippijnsche eilanden in het volgende jaar (1 Juli) afgeschaft wordt, tegelijk met de opheffing van het tabaksmonopolie. „Ik wensch u geluk met het besluit," schrijft hij onder anderen, „dat aan zoovele onzer medemenschen gerechtigheid laat wedervaren, een besluit dat u een plaats aanwijst onder de groote vrijmakers van 's menschen arbeid en uw naam te allen tijde beroemd zal maken."

-

Ik hoop, dat een soortgelijke gelukwensch spoedig aan een onzer staatslieden ten deel zal vallen.

De bewapening der O. I. cavalerie,

DOOR

P. R. GOUDSCHAAL.

De Remington-karabijn als cavalerievuurwapen in Nederland en Ned.-Indië. Met welke karabijn behoort de cavalerie van het Ned.-Ind. leger bewapend te worden? door E. K. A. DE NEVE, 1ste Luit. O. I. leger 's Gravenhage, GEBR. VAN CLEEF.

Toen, in een veldslag tegen de Volsken, 't Romeinsche leger onder aanvoering van Consul Cajus Sempronius aan alle kanten teruggedrongen en met een totale neerlaag bedreigd werd, hoorde men eensklaps bij de ruiterij der Romeinen een geweldige stem boven. 't krijgsrumoer uit: Wie de Republiek lief heeft" riep de decurio Tempanias, wie de Republiek lief heeft, stijgt af!" Van af dit oogenblik keerden de kansen. De ruiters sprongen van hunne paarden en gloeiend van vaderlandsliefde, wierpen zij zich op den vijand; de nacht alleen maakte een einde aan den strijd. Zoo werd, waar de macht van een consul niets meer vermocht, waar niemand meer luisterde naar eenig bevel; door den minste in rang een geheel leger gered, doordien het juiste woord te rechter tijd werd gesproken.

In den slag bij Sahai stonden 800 Fransche ruiters tegenover een overmacht van 1800 Oostenrijksche kurassiers. Deze kurassiers, opgesteld in hun gewone slagorde, op zeven gelederen, waren het beste, wat men in die dagen als cavalerie kon aanwijzen; alleen reeds hunne voortreffelijke wapenrusting scheen hen onverwinlijk te maken. Zij beroemden zich er dan ook op, nog nooit een vijand den rug te hebben gekeerd. Voor de Franschen een geduchte tegenpartij dus, te meer

nog door het verschil in getalsterkte. Niettemin ontvingen dezen het bevel tot den aanval. De schok was vreeselijk, doch het scheen wel, of houw noch stoot den vijand kon deren. »Slaat ze in 't gezicht!" dondert de stem van een officier der karabiniers, en acht minuten later zijn de kurassiers den roem kwijt van nooit geslagen te zijn. Het rechte woord, op 't juiste oogenblik gesproken, miste ook hier zijne uitwerking niet.

Men zou den toestand, waarin tot voor korten tijd het wapen der cavalerie verkeerde, kunnen vergelijken met dien, waarin de Romeinsche ruiters verkeerden in den slag tegen de Volsken of de Fransche karabiniers bij Sahai. Ten gevolge van de voortdurende verbeteringen aan de vuurwapens, verloor de cavalerie tegenover de infanterie en de artillerie te velde zóóveel in waarde, dat oogenschijnlijk haar even zeker de ondergang dreigde, als een onderdeel van een leger dat op het punt staat een neêrlaag te lijden, of eene troepenafdeeling die bevel krijgt tot den aanval tegen een overmachtigen vijand. Doch oogenschijnlijk slechts. Te rechter tijd nog werd voor de cavalerie het juiste woord gesproken, en daarmee is niet enkel 't gevaar van ondergang afgewend, maar zegevierend keerde het wapen terug uit den strijd om 't bestaan.

In Nederland begon de strijd tegen de cavalerie als oorlogswapen een ernstig aanzien te krijgen in 1868. De toenmalige volksvertegenwoordiger de Roo van Alderwerelt vooral, droeg door zijn bekende brochure veel er toe bij, dat vrij algemeen de overtuiging zich vestigde, dat, bij de bedenkelijke hoogte die de oorlogsuitgaven hadden bereikt, in de vermindering van het wapen der cavalerie en in vereenvoudiging van hare organisatie een gewenscht middel van bezuiniging was gelegen. De herinnering aan den pennestrijd, die zijn geschrift uitlokte, ligt nog versch in 't geheugen. Tot juister begrip evenwel van de daareven uitgesproken bewering, kan het zijn nut hebben, enkele bijzonderheden van dien strijd in de herinnering terug te roepen.

Het behoort tot de eigenaardigheden van een klein land als het onze, dat overal en telkens, waar verschil van gevoelen ontstaat betreffende zaken van algemeen belang, al zeer spoedig bijzondere belangen in 't spel komen. De discussiën, hoewel in 't openbaar gevoerd ten aanhoore soms van 't gansche volk, krijgen gaandeweg een persoonlijk of plaatselijk karakter, en dikwijls gebeurt het, dat ten slotte de strijd zich enkel om particuliere belangen beweegt. In hooge mate was dit het geval met den strijd, die destijds over de cavalerie werd gevoerd; en daar de omstandigheden, die daartoe aanleiding gaven in hoofdzaak dezelfde zijn gebleven en ook nu nog zich kunnen doen gelden, is het noodig in de eerste plaats dáárop de aandacht te vestigen.

« ZurückWeiter »