Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

de afleidingen meniran en manoekan, menir-meniran en manoekmanoekan? en dat hij daarom er niet over heeft kunnen nadenken, laat staan met eenige waarschijnlijkheid verklaren:

wen,

en

me

[ocr errors]

of dat me al dan niet als het werkwoordvoorvoegsel is te beschouan, (Mal. v. Batavia; men zegt hier mendjoewalan verkoopen in den zin van rondventen) dus beteekent: zich voordoen met wat vergeleken wordt bij hetgeen door het grondwoord wordt beteekend?

dan wel, of me-meniran en me- (ma-) manoekan al dan niet Soendaneesche werkwoorden zijn, met de beteekenis: zich als menir en manoek voordoen? Zie hieromtrent Handleiding voor de beoefening der Soendaneesche taal, door Coolsma, over werkwoorden met herhaling van den eersten medeklinker en bijbehoorenden klinker, met het aanhechtsel an, 4e beteekenis, pag. 25.

Memeniran en memanoekan pleiten dus eer voor dan tegen hetgeen H. v. d. Wall heeft verklaard ten aanzien van me (vorm 48) van zijn Vormveranderingen.

[ocr errors]

Meniran, of menir-meniran en memeniran, van welk laatste men zelfs het passief kemeniran heeft gevormd is hier te Batavia de naam van zekere plant, waarvan de vruchtjes vergeleken worden. bij menir; ook wordt die plant hier genoemd gendong anak.

Ik teeken hier nog aan, dat deze vorm »me" wordt gebezigd niet alleen tot vorming van aardrijkskundige benamingen, maar ook tot aanduiding van iets, waaraan een denkbeeldige werking wordt toegeschreven, om zich in den een of anderen vorm voor te doen, b. v. een eiland dat, naarmate de beschouwer zich verplaatst, zich in ruwe trekken als een paard voordoet; die schijnbare werking van het eiland noemt de Maleier mengkoeda: apabila mengkoeda (niet mengoeda) poelau Datok, maka lepaslah beting itoe wanneer het eiland Datok de gedaante van een paard begint aan te nemen, dan is de bank voorbij. Dit is een herinnering uit mijn jeugd; een onlangs aangaande dien vorm ingesteld onderzoek heeft tot niets bepaalds geleid. Wellicht zal ik later in de gelegenheid zijn, hierop terug te komen.

De heer Klinkert wil baris atas, baris hadapan en baris bawah hebben, in plaats van b. diatas, b. dihadapan en b. dibawah (zie pag. 293 van zijn aanteekeningen); omdat, zegt hij, gebruikt men di, het een omschrijving zou zijn, die ook nog jang zou vereischen. Dit is niet juist: baris diatas enz. is geen verkorting van b. jang diatas, want dit zou een tegenstelling zijn van b. jang dibawah of dihadapan, waarmede men hier niets te maken heeft. Baris diatas moet eenvoudig

boven streep beteekenen, waarbij echter de aandacht meer op de plaats dan op de baris zelve wordt gevestigd. Bij het spellen laat de Maleier dan ook het woord baris weg, en zegt eenvoudig b. v. diatas, dibawah, didapan.

De bewering van den h. K. steunt natuurlijk op hetgeen hij heeft gehoord gedurende zijn verblijf in de Mal. landen; dat verblijf schijnt echter voor hem niet lang genoeg geweest te zijn. Mijn bewering steunt op hetgeen ik in mijn jeugd heb gehoord. İk heb namelijk het voorrecht gehad van, zooals de Maleier dat noemt, diserahken mengadji bij een Maleier. Van hem en van een aantal Maleische medeleerlingen hoorde ik dagelijks: baris diatas, baris dibawah, enz. en mengapa poela maka begitoe boenjinja itoe? boetakah mata engkau maka tijada melihat baris ini baris diatas? enz. enz. Een onderzoek, onlangs te Riouw gedaan, heeft bevestigd, dat men niet zegt baris atas enz. maar wel baris diatas.

Op pag. 304 geeft de heer Klinkert een voorbeeld, hoe een Maleier zich uitdrukt als hij met nadruk den persoon des bezitters van een huis wil aanwijzen in tegenstelling met iemand die de bezitter is; dat voorbeeld luidt: »boekan ija - itoe roemah entjik Mat, melainken roemah dia." Dit is echter letterlijk: niet dat is het huis van entjik Mat, maar van hem! Dat is vloeiend Maleisch, en de tegenstelling komt zoo mooi uit! De heer K. weet niet, waar hij in dien zin het woord boekan moet plaatsen; een kleinigheid wel is waar, maar die voldoende getuigt, dat hij het nog niet ver in het Maleisch heeft gebracht; ten minste niet zoo ver, dat hij, eens anders werk beoordeelende, over onzin (zie pag. 299), cacographie (zie pag. 301), en corrigeeren (zie pag. 506. Ind. Gids, Maart 1880) mag spreken. Wat hij bedoelt is dit: roemah itoe boekan roemah entjik Mat jang ampoenja roemah itoe, melainken dija. De h. K. denke aan de correctie van de in der tijd door hem uitgegeven Spreekwijzen.

Wat de heer Klinkert op pag. 299 onzin noemt is geen onzin; wèl hetgeen hij in de plaats daarvan wil gesteld hebben, n. 1. mengeloeken inplaats van mengaloeken met de beteekenis: iemand inhalen. Mengeloeken, grondwoord eloe, heeft niemand ooit gehoord, alleen de h. K., en aangezien het niet zelden gebeurt, dat hij niet goed hoort, kan men gerust aannemen, dat dat woord niet bestaat. Daarbij geeft hij deze terechtwijzing: »Dat komt er van, als men de uitspraak der >>woorden geheel op eigen gezag gaat bepalen, zonder er behoorlijk »onderzoek naar te hebben gedaan." Waar moet men dat onderzoek doen? Op die terechtwijzing laat de h. K. dit volgen: »In mijn sup

>>plement op het Woordenboek van Prof. Pijnappel, reeds verschenen >in 1869, worden alle die woorden in uitspraak en beteekenis »nauwkeurig opgegeven."

Men had dus daarin moeten onderzoeken! Wel zeker! Immers wij hebben hiervoor reeds gezien, hoe nauwkeurig hij is. Onderzoeken wij nu verder. Op pag. 296 geeft hij op tjoemboel, een klein doosje, verkeerd, moet zijn temboel; pag. 298, soeroeh, moet zijn soeroh; pag. 300, karsik, onbekend, wel kersik; aldaar: »Wat op pag. 82 voorkomt >over de r heb ik hiervoor reeds weerlegd. De Maleier spreekt wel >degelijk uit berdiri, berdjalan, berboewat, enz., doch met een brouwende, zachte r achter in de keel." Niet zeer juist, meestal alleen, wanneer het grondwoord met een klinker begint, hoort men de r van ber duidelijk of onduidelijk, naarmate de spreker die letter al dan niet behoorlijk kan uitspreken. Pag. 303, bengkok, moet zijn bèngkok; běntok, moet zijn bentok; pag. 305, besoek, moet zijn besok; aldaar, toedjoeh, moet zijn toedjoh; kasih, moet zijn kaseh, enz.

Dr. de Hollander houde mij ten goede, dat ik mij in dezen strijd met den heer Klinkert meng. Ik treed niet op om Dr. de H. te verdedigen, want hij zou, indien hij wilde, zulks oneindig beter kunnen doen, dan ik. Ik vatte de pen op, alleen omdat de heer Klinkert mijn vader aanviel, op een wijze, die onnoodig mijn vader's werken, en derhalve de wetenschap, zou kunnen benadeelen. De heer K. besluit zijn aanteekeningen met den wensch, dat zij mogen bijdragen, om een goed werk te helpen verbeteren; ik voeg daarbij den mijnen: dat zij niet zijn oepama tikoes membaikken laboe: als een rat die een pompoen repareert.

Batavia, 10 Maart 1881. ·

(Wordt vervolgd.)

Wetenschap en Industrie.

DE HANDEL VAN BRITSCH-INDIË.

De Homeward Mail van 22 Juni j. 1. geeft een op officieele cijfers berustend overzicht van de in- en uitvoeren gedurende het jaar 1880-81, vergeleken met die van 1870-71 en 1860-61. Van bijna alle goederen vermeerderden de in- en uitvoeren. Onder de artikelen waarvan de uitvoer aanmerkelijk is toegenomen, moet de tarwe in de eerste plaats genoemd worden; 166 schepen vervoerden in 1880-81 372225 ton. Vooral door de industrie van Bombay is de uitvoer van katoenen goederen vermeerderd. De thee steeg niet in waarde, maar de hoeveelheid vermeerderde met 25 %; werd er in 1879-80 38 173 521 @ verscheept in 1880-81 klom dat cijfer tot 46 413 510 ☎. De waarde van ingevoerde edelgesteenten vermeerderde eveneens. Bedroeg zij in 1878-79 1 662 000 ropijen, in 1880-81 was zij ruim 2 maal zoo groot n. 1. 4 213 000 ropijen.

Met betrekking tot het bovenstaande laten wij deze staatjes volgen.

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]
[blocks in formation]

Aan de Bombay Gazette van 26 Mei ontleenen wij de volgende bijzonderheden aangaande mishandelingen welke de gevangenen in Bengalen hadden te verduren. Aan voeding werd in 1879 voor elk der gevangenen uitgegeven 31-10 rs., doch dit jaar slechts 26-7-9 rs. per hoofd. Van de mannelijke gevangenen stierven er in de gevangenissen van Bengalen gemiddeld 180 en van de vrouwelijke 261 per duizend. De oorzaak van dit zeer hooge sterftecijfer is vooral toe te schrijven aan de onthouding van het noodige voedsel, zoodat daaruit verschillende ziekten, zooals dysenterie, diarrhee en bloedarmoede ontstonden. In Chumparum op de grenzen van Nepaul beliep het sterftecijfer 220, in Baraset dicht bij Calcutta 280 per duizend gevangenen. In Centraal Bengalen was het sterftecijfer te Dinagepore het hoogst nl. 360 per duizend, te Bogra 262 en te Meldah 259 per duizend gevangenen. Zij die door langzaam uithongeren verzwakt en dus niet in staat waren om te werken, moesten toch nog lichamelijke straffen ondergaan. In 1879 deden zich veel meer lichamelijke afstraffingen voor dan in 1878. Bedroeg het cijfer der afgestraften in 1879 8232, in 1878 en 1877 was het de helft, in 1876 ruim een derde gedeelte. Het aantal gevangenen bleef bijna even groot als in de twee voorafgaande jaren, doch was bijna 2000 minder dan in 1876.

« ZurückWeiter »