Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

349

Maleische taalstudiën.

DOOR

A F. VON DE WALL.

In de aanteekening van Professor Niemann op het 1e deel van zijn bloemlezing uit Mal. geschriften wordt, betreffende het voorkomende op bl. 20, r. 7 en vlg. vermeld, dat de handschriften A en C luiden : >Maka pada koetika itoe djoega baginda menitakken pandai besi jang >toeha seorang berboewat keris pandjang sebilah akan pakajan Hang >Toewah doewa poeloh perkara besi dilakoerkennja dan sebahara besi diaoesi djadi sebilah keris pandjang maka berapa lamanja keris empat >poeloh bilah itoe pon soedahlah maka dipersembahken pada radja >maka keris itoe pon semoewanja dianoegerahaken radja pada boedak>boedak dibawah bendoel itoe keempat poelohnja memakai keris pandjang jang besi sebahara diaoesinja itoe maka keris itoe pon disamboet >oleh Hang Toewah laloe didjoendjoeng serta soedjoed." Daarbij merkt hij op, dat in de handschriften B en D de redactie verschilt, doch dat alle handschriften daar corrupt zijn en dat hij getracht heeft het bedorvene eenigermate te herstellen. Hij heeft daarvoor in de plaats gesteld: »Maka pada koetika itoe baginda pon menitahken pandai > besi seorang disoerohnja perboewatken keris pandjang akan pakajan > segala badoewanda doewa poeloh perkara nama besinja dilakoerken >sebahara beratnja dioekoerken djadi empat poeloh bilah keris pan>djang hata berapa lamanja maka segala keris pandjang itoe pon soe>dahlah kesemoewanja maka dipersembahken kepada radja adapon >keris itoe dianoegerahaken baginda kepada boedak-boedak jang diba>wah bendoel itoe keëmpat poelohnja memakai keris pandjang belaka maka keris pandjang sebilah itoe pon dikaroeniaken baginda sendiri >kepada Hang Toewah maka keris itoe pon disamboet oleh Hang >Toewah laloe didjoendjoengnja serta soedjoed, enz." Volgens deze Deel II, 1881.

23

verbeterde redactie worden de veertig stuks keris pandjang gemaakt van een bahara ijzer, twintig soorten dooreen gemengd. Dat is echter minder juist. Alleen de keris pandjang van Hang Toewah wordt van die twintig soorten ijzer, wegende te zamen een bahara, gesmeed. Dat laat zich verklaren door het voorkomende in de handschriften A en C: »dan sebahara besi diaoesi djadi sebilah keris pandjang"... dat beteekenen moet, dat het ijzer van een bahara zwaarte zoodanig wordt gesmeed, dat het vermindert tot een hoeveelheid slechts voldoende voor een keris pandjang, ten einde goed ijzer te bekomen: besi toewa of besi toewa tempanja. Bovendien, wanneer de 40 stuks keris pandjang van een bahara ijzer gemaakt waren dus elk van 10 kati's, aannemende dat een bahara 4 pikoel is dan behoefde zulks niet in het bijzonder te worden vermeld, want het ijzer had dan geen buitengewone vermindering aoes ondergaan.

Dat speciaal de keris van H. T. van dat ijzer is gemaakt, blijkt ook nog uit:

1o. A en C jang besi sebahara diaoesinja itoe maka keris itoe pon disamboet enz. Dit moet echter zijn: Maka keris pandjang jang besi sebahara diaoesinja itoe, maka keris itoe pon enz. De woorden keris pandjang zijn door de afschrijvers abusivelijk weggelaten. Dit is licht te verklaren: Die woorden moeten in het oorspronkelijk H. S. twee maal kort achter elkander hebben gestaan, alleen gescheiden door het woordje maka: keempat poelohnja memakai keris pandjang. Maka keris pandjang jang enz. De afschrijver heeft het tweede keris pandjang" geschreven, terwijl hij nog bij het eerste was, en de afschrijvers van zijn copij wisten daarmede geen weg. Ook om dezelfde reden moet de slordige afschrijver tusschen berboewat en keris pandjang ongeveer dit hebben uitgelaten: keris pandjang akan pakajan badoewanda empat poeloh orang itoe. Setelah itoe maka oleh pandai besi itoe pon diperboewatkennjalah keris pandjang empat poeloh bilah. Maka akan.....

2o. B en D maka keris pandjang sebilah itoe pon dikaroenijaken baginda sendiri kepada Hang Toewah. Dit klinkt echter zonderling in de redactie van B en D zooals die is verbeterd door Pr. Niemann; want in den aanhef daarvan wordt slechts van veertig stuks k. p. in het algemeen gesproken, terwijl het nadrukkelijke sebilah itoe pon ten stelligste vordert, dat van die eene keris pandjang ook vroeger speciaal melding gemaakt werd. Op grond van een en ander vermeen ik, dat de redactie aldus moet zijn: »Maka pada koetika itoe djoega baginda >menitahken pandai besi jang toeha, seorang ternama, memperboewat>ken keris pandjang akan pakajan badoewanda empat poeloh orang >itce. Setelah itoe maka oleh pandai besi itoe pon diperboewatkennjalah

»keris pandjang empat poeloh bilah. Maka akan keris pandjang sebilah >akan pakajan Hang Toewah, maka doewa poeloh perkara besi dila>koerkennja dan sebaharu besi diaoesinja, djadi sebilah keris pandjang. >Maka berapa lamanja keris empat poeloh itoe pon soedahlah, maka »dipersembahken kepada radja. Maka keris itoe pon semoewanja dia>noegerahaken radja kepada boedak-boedak dibawah bendoel itoe, ›maka keëmpat poelohnja memakai keris pandjang belaka. Maka keris >pandjang jang besi sebahara diaoesi itoe, maka keris itoe pon dia>noegerahaken baginda sendiri kepada Hang Toewah laloe didjoengdjoengnja serta ja soedjoed... . . .'

In het H. S. nagelaten door wijlen mijn vader (gedeponeerd bij het Bat. Gen. v. K. en W.) luidt die plaats letterlijk: »Pada koetika itoe djoega baginda menitahken pada pandai besi jang tocha seorang > bernama soeroh berboewat keris dan keris pandjang sebilah akan pegawai Hang Toewah maka poeloh perkara besi dan dilakoerken dan sebahara besi dioesir djadiken sebilah keris pandjang maka >berapa lamanja keris empat poeloh bilah itoe pon soedahlah diper>sembahken oleh pandai besi itoe pada baginda maka sekalijan keris kesemoewanja dinoegerahaken baginda pada boedak-boedak dibawah bandaharawala keempat poelohnja soedjoe maka jang membaiki keris >pandjang jang besi sebahara doewa dioesir itoe maka keris itoe pon >disamboet oleh Hang Toewah laloe didjoendjoeng serta soedjoed >meniharab dihadapan doeli baginda itoe."

>Maka dilihatnja goewah itoe terlaloe loewas dan terang tjahajanj >matahari dan boelan sampai kedalam itoe karana dari sebelah goewah itoe ada tjerah-tjerah dan berloebang-loebang.'

Dit vind ik in het door Dr. H. N. van der Tuuk in Arab. karakters uitgegeven Leesboek voor den Inlander, vier Mal. vertellingen, pag. 47 en 48. Tjerah-tjerah, hier te vertalen met iets helders (volgens die redactie natuurlijk van de zon en maan, die bij elkander kwamen om gezamenlijk de goewah met haar stralen te verlichten!) is een schrijffout van tjelah-tjelah reten. En dit kan men ook opmaken uit het woord berloebang-loebang, dat daar een onmogelijkheid is: dari sebelah goewah itoe... berloebang-loebang. Wat is berloebangloebang? tjerah-tjerah berloebang-loebang? onmogelijk! wèl tjelah-tjelah berloebang-loebang = reten met gaten; eigenlijk beteekent berloebangloebang: waardoor gaten ontstaan. De redactie van dat zinnetje moet zijn: »Maka dilihatnja goewah (of goeha, zoo men wil) itoe terlaloe >loewas dan terang; tjahaja matahari dan boelan sampai kedalam itoe, >karana di (of pada, maar niet dari) sebelah goewah itoe ada tjelah

>tjelah, berloebang-loebang." Zóó vervalt het denkbeeld van de zonderlinge bijeenkomst van zon en maan!

Dat de heer Klinkert niet altijd met de vereischte nauwkeurigheid te werk gaat bij het beoordeelen van het Maleisch, is bekend Zie hier alweer een staaltję!

In zijn aanteekeningen op Dr. de Hollander's Handleiding bij de beoefening van het Maleisch, opgenomen in het Februari nummer van 1880 van dit tijdschrift, zegt de h. K. op pag. 294 het volgende:

»Op pag. 18 beweert de schr. (Dr. de Hollander) in navolging van von de Wall, dat slechts als de medeklinker, die de kesra voorafgaat een dal is, altijd de kaf besar als sluitletter van het woord wordt gebruikt en niet de S kaf ketjil. b. v. sidik."

Indien de h. K. de beteekenis van slechts in verband met altijd (beiden door mij gecursiveerd) goed had gevat, dan had hij zeker zijn aanmerking niet gemaakt.

Laten wij nu zien, wat op pag. 17-18 van Dr. de H's spraakkunst omtrent het gebruik van die twee letters als sluitletters gezegd wordt:

>>Is echter de voorafgaande klinker een kesra, dan gebruikt men als sluitletter van het woord veelal niet de maar de 5, b. v. najik, opstijgen: behalve wanneer de aan de kesra voorafgaande medeklinker eene is, in welk geval, volgens von de Wall, altijd de als sluitletter van het woord wordt gebruikt; b. v. 5 adiq, jongere broeder of zuster;, sidiq, onderzoeken; enz."

Dit wil met andere woorden zeggen: Wanneer de medeklinker die de kesra voorafgaat een dal is, wordt altijd de als sluitletter gebezigd en niet de S, b. v. sidik; anders (nl. wanneer die medeklinker, die de kesra voorafgaat, geen dal is) wordt ook wel eens de ï, maar vcelal de gebezigd."

Dat de heer Klinkert niet volkomen op de hoogte van 't Maleisch is, is te begrijpen; maar dat hij zich zoo in 't Hollandsch kan vergissen, is te erg. Ik weet dan ook niet te verklaren, hoe hij, na lezing van die door mij aangehaalde woorden van Dr. de H., met verbazing kon

vragen:

> Maar waar blijft hij (Dr. de H. of von de W.) dan met woorden als deze ketjik, batjik (?), rintik, karsik (?), lentik, entjik enz., waarin geen dal voorkomt en die toch met kaf besar worden geschreven?

Deze met de kaf ketjil te sluiten strijdt tegen de doorgaande spelling der Maleiers."

Op pag. 299 zegt de heer Klinkert: »Ook de bewering van v. d. Wall, aangehaald in de noot op pag. 77" (van Dr. de H's spraakk.), » dat in het Riouwsch-Maleisch de transitieve werkwoorden met kan en i hetzelfde beteekenen, is niet juist." Met het woordje de, door mij gecursiveerd, worden natuurlijk bedoeld alle trans. werkwoorden; dus H. v. d. Wall zou verklaard hebben, dat die twee vormen bij alle trans. werkwoorden in het Riouwsch-Maleisch hetzelfde beteekenen! De heer K. heeft weder niet goed gelezen; want in die noot staat niet de, maar wel deze werkwoorden, waarmede door Dr. de H. bedoeld worden de door H. v. de W. op pag. 59 (§ 9) van zijn vormveranderingen der Maleische taal behandelde werkwoorden mengobat, memagar en mengafan met ken en i. Dat de h. K. met zijn de niet slechts die drie werkwoorden bedoelt, maar wel alle tr. werkwoorden met ken en i, komt nog duidelijker uit, wanneer hij, verder redeneerende, met het oude nieuws voor den dag komt: »In veel opzichten" (dus niet alle opzichten, zooals H. v. d. W. zou verklaard hebben!!) » komen ze" (de vormen ken en i) »met elkander in betee>kenis overeen, zoodat voor hun gebruik geen vaste regel is op te geven. Sommige woorden nemen liever kan, andere liever i aan, bij >>weer andere is het gebruik van kan en i onverschillig, b. v. memboekai en memboekakan, mengobati en mengobatkan, memagari en memagarkan, enz. en bij nog weer andere geeft kan en i een ge>heel andere beteekenis aan het woord, b. v. mendatangkan en men»datangi, mendjalankan en mendjalani.”

Laten wij nu verder onderzoeken, in hoever het juist is, dat H. v. d. W. (altijd volgens den h. K.) zou hebben gezegd, dat de vormen ken en i bij de (alle) trans. werkwoorden hetzelfde beteekenen in Riouwsch-Maleisch. Op pag. 63 van v. d. W's vormveranderingen der Maleische taal staat: »De kracht van i is, tot op een zekere grens, ') »gelijk aan die van het suffix ken", enz. Verder: Het spreekt van szelf, dat overal waar de vorm i gelijke beteekenis heeft met den vorm sken 2) en waar” enz. Op pag 64 van dat werk had de heer K. kunnen lezen: »Het is er evenwel ver van, dat men zich voor alle grond woorden on verschillig van den eenen of anderen >vorm zou kunnen bedienen. Het taalgebruik is hier wet," en op pag. 65: »Is de natuur van een substantief van dien aard, dat

1) Ik cursiveer.

2) Ik cursiveer.

« ZurückWeiter »