Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

koffie beplant, waarvan de grond, na afschrijving der koffieboomen, disponibel komt.

› Voor zoover derden daarop geen rechten kunnen doen gelden en de grond voor herhaalde beplanting met koffie bruikbaar is, kan het bestuur er over beschikken.

Bedoelde grond" dus die voor herhaalde beplanting met koffie bruikbaar is, en waarover het bestuur de vrije beschikking heeft

-

>bedoelde grond, evenals die van reeds afgeschreven koffietuinen die nog niet in rubriek 5 is opgenomen, wordt geacht te moeten dienen voor eventueele toeneming der bevolking en dientengevolge vermeerdering van koffieplanters, en komt het daarom noodig voor er aanteekening van te houden."

Wat nu echter verlangd wordt, kan men niet met zekerheid zeggen; zóó duister schijnt de redactie dezer toelichting.

Het niet mogelijk achtende, dat grond, uitdrukkelijk voor herplanting geschikt verklaard, toch zou moeten dienen voor bewoning door de bevolking, vermeende ik dat de laatste alinea in zoover minder gelukkig gesteld ware, dat tusschen haar aanhef Bedoelde grond" en haar slot of gezegde en komt het daarom noodig voor er aanteekening van te houden", geen genoegzaam verband gebracht was. Maar een deskundige deelde mij mede, dat ook „Bedoelde grond" voor toeneming der bevolking bestemd moet worden.

Wijders lezen wij over grond van reeds afgeschreven koffietuinen die nog niet in rubriek 5 is opgenomen": hierin heb ik de aanwijzing gelezen dat in de Reserve-rubriek 5 ook behoorden te worden vermeld: de afgeschreven tuinen NOG VOOR HERPLANTING GESCHIKT, in voege, dat in de tweede kolom van rubriek 7 alleen moest geboekt worden: de niet meer bruikbaar afgeschreven grond welken men daarom eerlang aan de bevolking wenschte terug te geven: want ook erkennende dat de samensmelting in rubriek 5 van nog niet gebruikte met reeds afgeschreven gronden minder wenschelijk ware, zou toch alleszins zulk een opneming, zij 't ook afzonderlijk, in de reserve-rubriek rationcel zijn. En bovendien, waartoe anders deze ook in het model voorkomende aanwijzing over afgeschreven tuinen, nog niet in rubriek 5 opgenomen, men kon dan bondiger schrijven: dat alle grond, zoowel nog ingenomen door levende plantsoenen (dus onverschillig of ze al of niet voor herplanting geschikt zijn) als die van afgeschreven tuinen in rubriek 7 ten behoeve van eventueele toeneming der bevolking hunne plaats dienen te vinden. Nochtans ook omtrent dien afgeschreven grond deelde de evenbedoelde deskundige mij mede, dat alle afgeschreven grond — bruikbaar of onbruikbaar voor herplanting in kolom 2 Deel II, 1881.

[ocr errors]

2

van rubriek 7 moet verschijnen. Gaarne dit oordeel voor het mijne gevende, kan ik toch niet nalaten op te merken, dat de toelichting voor de volgende rubriek 8 zijn vermoeden wederspreekt. Daar wij die toelichting toch om andere redenen noodig hebben, laten wij haar hier aanstonds geheel volgen:

>Rubriek 8. Geeft aan de totale uitgestrektheid gronds voor de koffiecultuur te reserveeren en thans in gebruik (rubriek 5 + 7).

Wordt nu gereserveerde grond gebruikt, dan trekke men de uitgestrektheid af van rubriek 5 en voege ze bij de cijfers in de eerste kolom van rubriek 7.

Bij afschrijving van koffieplantsoenen trekke men de afgeschreven oppervlakte af van de cijfers in de eerste kolom van rubriek 7 en voege die bij de tweede kolom in diezelfde rubriek.

Steeds worden alsdan in rubriek 8 dezelfde totalen behouden, met die uitzondering alleen dat vermindering ontstaat wanneer te vermelden in proces-verbaal La E der voorstelstaten afgeschreven tuinen of gedeelten daarvan voor herhaalde beplanting met koffie onge schikt worden geoordeeld.

Het totaal der cijfers in rubriek 5 en de tweede kolom van rubriek 7 behoort te worden vermeld in rubriek III van den Voorstelstaat C, gearresteerd bij Gouvernementsbesluit dd. 20 Dec. 1878 No. 3, terwij de cijfers voorkomende in rubriek 3 behooren te worden opgenomen in de eerste kolom van rubriek V van genoemden Voorstelstaat."

[ocr errors]

Uit deze nieuwe toelichting blijkt derhalve dat, wat ook hare alinea 3 zegge, niet steeds" afgeschreven koffieplantsoenen in de tweede kolom van rubriek 7 moeten verschijnen, doch, blijkens alinea 4 alleen die, welke voor herhaalde beplanting met koffie geschikt worden geoordeeld; dus is de vermelde meening van mijn deskundige in verband met deze toelichting, welke hem waarschijnlijk niet opviel, aan bedenking onderhevig; trouwens, bij tegenstrijdigheden kan men natuurlijk nimmer een zekere oplossing geven. Hoe onduidelijk echter de toelichting ook zij, er staat buiten quaestie, niet enkel dat er voor de teelt van cultuurdienstplichtigen in dit Grondregister tevens worde zorg gedragen, maar ook, en dit volgt mede uit de inrichting van het register, dat men bij de bepaling der reserve,tot nogtoe" buiten beschouwing moet laten den grond der levende plantsoenen, alhoewel, voor herhaalde beplanting met koffie bruikbaar", en de afgeschreven plantsoenen, ofschoon wellicht ook daartoe geschikt. Die beschouwing nu kan niet aan uitgestrektheid der reserve te bepalen,

een rationeele wijze om de bevorderlijk geacht worden.

Drie wegen toch staan voor de aanwijzing van de hoegrootheid der reserve open:

1e. Alle voor koffie geschikte en nog niet gebruikte gronden eenvoudig weg in beslag te nemen, om geen andere reden, dan dat ze voorhanden zijn en het te veel beter is dan het te weinig. Nu staat er wel, naar wij in alinea 2 der toelichting van rubriek 7 lezen, dat voor zoover grond tot herhaalde beplanting met koffie bruikbaar is, het bestuur er over beschikken kan; maar dit verband tusschen het beschikkingsrecht van den Staat en de bruikbaarheid van den grond moet men aan een onwillekeurig verkeerden zinbouw toeschrijven. Immers zulk een onbeperkt beslag leggen op gronden, wijl de Staat ze wel kan gebruiken, zou een echt Oostersche rampas-partij gelijken, waaraan zich geen beschaafd Westersch bestuur ook zelfs niet voor een land als Indië, zou wagen schuldig te maken. Onderzoeken wij daarom den tweeden weg.

Deze bestaat hierin, dat men huishoudelijk aangeeft, om althans voor een bepaalden tijd, b. v. 10 of 12 jaar, te zorgen, dat er geschikte koffiegronden voorhanden blijven; hetgeen er dan later zou behooren te gebeuren, diende men aan de toekomst over te laten. Doch op die wijze zou middellijk erkend worden, dat de wet, die de Gouvernements-koffiecultuur heeft gevestigd, aan een bepaald einde ware gebonden, hetgeen natuurlijk in strijd ware met de roeping der uitvoerende macht, die de wet behoort te beschouwen als voor altijd en ook daarnaar zijn beste maatregelen dient te nemen. De Nota zegt dan ook niets, hetwelk op zulk een beperkten gezichtseinder wijst: integendeel, de ons bekende toelichting op de Reserverubriek herinnert er uitdrukkelijk aan, dat men naar de onbegrensde handhaving van de koffiecultuur behoort te streven.

Daartoe slaat zij den derden en inderdaad den eenigen goeden weg in; n. 1. om gronden-cycli vast te stellen, waardoor men een deel der gronden beplanten kan, terwijl de overige deelen ongebruikt blijven en deze weder voor herplanting geschikt worden tegen den. tijd, dat het gebruikte in rust moet gaan verkeeren. Het beginsel in de Toelichting te vinden: „Waar de koffieboom langer dan 10 jaar leeft is eene enkelvoudige reserve voldoende", terwijl waar hij korter leeft men tot eene meervoudige reserve zijn toevlucht behoort te nemen - dat beginsel moge aan bedenking onderhevig zijn, de gedachte, waaruit het voortvloeide, n. 1. om steeds zorg te dragen voor genoegzaam aanwezige koffiegronden, was het zeer zeker niet. Maar hoe nu is de daarin zoo duidelijk uitgedrukte zorg voor de afgeschreven plantsoenen; hoe is die waarschuwing om:,,In zulk een kort tijdsverloop reeds den afgeschreven tuin van het eerste

-

jaar weer te beplanten, zou dikwijls tot zeer treurige uitkomst leiden" hoe is zij in verband te brengen met de toelichting ad rubriek 7, die allen afgeschreven grond voor eventueele toeneming der bevolking bestemt? En wijders zich eenmaal rekenschap gevende van den maximum-aanplant en dus ook van de maximum-uitgebreidheid gronds voor levende koffietuinen, waartoe een dèsa kan komen hoe valt zulk een rekening behoorlijk op te maken indien men niet bevorens weet, hetgeen voorhanden is behalve aan afgeschreven voor herplanting geschikte gronden, tevens aan levende tuinen. Stel toch: wij hebben uitgerekend, dat een dèsa niet meer levend plantsoen kan onderhouden, dan een uitgestrektheid van 100 bouws (rubriek 4 kolom 2), en dat onmiddellijk na afschrijving de gronden voor herplanting geschikt zullen zijn1). Om nu te kunnen aanwijzen, hoeveel nog valt te „reserveeren", rubriek 5, zal men immers eerst moeten weten, hoeveel reeds beplant is: neem aan 60 bouws, zoo dient men er niet meer dan 40 in rubriek 5 te stellen, terwijl register en ,,leiddraad" volgende, daarentegen gereserveerd moet worden 100 bouws, om als: „Bovendien nog aanwezig" 60 bouws,,Aan bestaande koffietuinen" in kolom I van rubriek 7 te boeken. Zou dit wel juist zijn?

V.

Over de wijze van bijhouding der ons nu bekende inschrijvingen hebben wij reeds incidenteel het een en ander zoo even moeten aanteekenen, terwijl wij de gansche toelichting daaromtrent, n.l. „Ad rubriek 8" ook bereids mededeelden. Er valt echter nog over het slot dier toelichting, zijnde ook het slot der Nota, een enkel woord te zeggen. Wij lazen daarin namelijk dat het totaal-der cijfers in rubriek 5 en in de tweede kolom van rubriek 7, in rubriek III van den Koffievoorstelstaat C behoort te worden vermeld, terwijl men de cijfers, voorkomende in rubriek 3 van het Register, betrekkelijk het maximum-aantal te onderhouden boomen, in de eerste kolom der rubriek V van dien staat C moet stellen.

Dit laatste besprak ik bladz. 9; terwijl wat het eerste gedeelte der lastgeving betreft, de inhoud van bedoelde rubriek III bladz. 10 vermeld werd. Maar nu rijst de vraag: hoe dient ook deze lastge

1) Volgens het aangehaalde Handboek van de Sturler blz. 299: »zullen de koffiegronden die blijkbaar aan uitputting lijden en tijdelijk verlaten worden, na diep omgeploegd te zijn en twee jaren braak te hebben gelegen, de vroegere kracht grootendeels herkrijgen. Voor de nieuwe beplanting is het echter noodzakelijk, dat alle hout- en struikgewas hetwelk inmiddels mocht opgeschoten zijn, door verbranding worde vernietigd."

ving ter invulling te worden opgevolgd? Overeenkomstig de bepalingen n.1, moet men den Voorstelstaat afsluiten met ultimo Maart van ieder jaar, zoodat de contrôleurs reeds in Februari die staten bewerkt hebben: b.v. ten behoeve van den aanplant aanvang '82 sluit men zijne voorstellen af ultimo Maart '81. Om nu zulk een voorstel tot bijplant te kunnen opmaken, dient men natuurlijk te weten wat dàn, onderwerpelijk primo '81, bestaat, en tot die wetenschap kan men slechts komen, wanneer men het getal boomen, aanwezig in den aanvang van het daaraan voorafgaand jaar (1880', vermeerdert en vermindert met hetgeen in den loop van dat jaar (1880-'81) is bijgeplant en afgeschreven. Wat bijgeplant is, blijkt evenwel niet uit den Voorstelstaat, want daar men gemeenlijk niet juist aanplant hetgeen werd voorgesteld, moet er later een definitieve opneming van den aanplant plaats vinden, waarvan de resultaten, zoowel wat het aantal koffieboomen betreft, als wat aangaat de ingenomen uitgebreidheid, bij een zoogenaamd Proces-verbaal La E worden geconstateerd. Zoo b.v. wordt de in '80 voorgestelde aanplant, na afloop van dien aanplant, in '81 geteld, om die telling nevens uitgebreidheid te verbaliseeren, en nu gelasten de voorschriften in Bijbl. n°. 2917:

> Voor het behoorlijk bewerkstelligen dezer opneming tijd gelaten zijnde tot ultimo Juni, zoo wordt ook dan eerst het Proces-verbaal daarvan opgemaakt."

Het nieuwe Voorstel daarop echter niet kunnende wachten, immers dit moet drie maanden vroeger reeds worden afgesloten, is wijders uitdrukkelijk voorgeschreven, dat ten behoeve der berekening van het getal koffieboomen in den aanvang des jaars, niet geput moet worden uit het Opnemingsverbaal E, maar eenvoudig uit den Voorstelstaat des vorigen jaars. De aldus ontstane verschillen met de werkelijkheid worden later in een legger A weder hersteld gelijk wij eerst in het toegezegde opstel over de Koffiestatistiek nader zullen zien, daar dit natuurlijk hier niet op zijn plaats is; wáárop enkel dient gewezen te worden is: dat de cijfers van het werkelijk geplante en die van de daarmede verband houdende oppervlakten, eerst drie maanden na den nieuwen Voorstelstaat bekend : worden en er dus ook vóór dien tijd geen boeking in het Grondenregister: rubriek 5 (aftrekking), rubriek 7 kolom 1 (bijtelling), van kan plaats vinden.

Hoe is 't dan mogelijk om de lastgeving van de Reserve-nota op te volgen, waar deze zoo uitdrukkelijk voorschrijft om de cijfers van rubriek 5 op te nemen in rubriek III van den Voorstelstaat, terwijl toch blijkbaar voor de invulling der Reserve-rubriek, tot dien staat

« ZurückWeiter »