Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

جکلو برکات سورغ كفد سافم للواعن اولن رضي برنذر اج دوا ريل ستالي تيب وقت سمفي اورغ بتاکه نذر دان بقتين مک تلمفت اورغ ایت دتاکه مک اواغ فناهـرث ایـت تـیـاد حلال کارن نذر ایـت فـاسیـد کـانیـاد صـح كـاران كـتـيـاد أن الزام يغ متواجبكن ممباير دي دان جک دفراوله شرطن سكليفون پایت تياد دكناي سگل گاوي دان ففو فنت دان تیاد دهاور برو سکلا ملکث ادفون ندز يغ صح يغ جدي حلال فمـبـايـرث ايـت بهوا بركتام اي تيف٢ سورغ لامون اولن تیاد دكناي سگل گاري دان فـفـوفـنـت دان تیاد دهاور برو ملک اولن واجب اتس اولن بـرنـدر مــاتــوري قد تيف موسم دو ريل ستلي مک اقبیل دفراوله سكل شرطن ایت واجبله اتسن مبباير دو اريل ستالي ایت دان انبیل تیاد دفراوله سمتا شرطن درفد سكل شرط يغ تيك ایت مک تیاد واجب اتسث مباير دي دان يتاد حلال فمبايرث سکلین کفل ندر جشن ادنم ميلاهي فتوا حاج حلا الدين این لمون ادا جوانغ ميلاهي كحكمكن لمون اورغ اورغ ين ثم میلاهی انبیلا ایکم کهد كاروا منقت لكس بفده کایه ديكو تمت

Ideeën voor en over koloniale politiek.

BEZORGDHEID OVER HET GEZAG.

Our army in India and the discipline of our regiments are kept up entirely by our prestige and if this should suffer in any way our troops would at once become demoralized. It is necessary for us to take every precaution against any disaster, or even the rumour of a disaster. Bazaar gossip in India supplies the place of public opinion; and a story flies through the country in an incredibly short space of time. Like the social game of German gossip, the tale with an original tittle of truth gets distorted into a monstrosity. Our reputation should, like that of Caesar's wife, be above suspicion.

(VAL. C. PRINSEP, Imperial India. 1881.)

WETTEN ZONDER KRACHT.

De vraag is geoorloofd, waartoe verordeningen dienen, van welke de regeering zelve constateert, dat zij niet worden nagekomen? Zou het, vooral in Indië, niet beter zijn, weinig te reglementeeren, maar vooraf wel te overwegen, of 't geen men wil goed is, en of de middelen tot uitvoering voorhanden zijn; en is dit bevestigend beantwoord en de verordening eenmaal daar, te zorgen dat zij worde nageleefd? Tot onberekenbaar nadeel voor het prestige van ons gezag wordt dit maar al te vaak verzuimd.

(PROFR. V. D. LITH, de Gids. 1881.)

TOEKOMST VAN BRITSCH-INDIË.

Although the loyalty and fidelity of the Natives will remain unchanged, if the British administration shall continue to be wisely

conducted as heretofore, their minds will in many respects be powerfully affected by the mental and material progress which is being wrought. The morning of a new day is about to break for them. Those who look for this light are like travellers in the Himalayas, who during the last hour of the night arise from their beds, and sit outside their tents on the mountain summits, watching for the dawn to appear behind the distant range of everlasting snow. At first a faint glimmer steals over the eastern horizon, and the peerless peaks are reared up black as Erebus, with no promise as yet of the shining robes in which they are shortly to be arrayed. As the sky becomes illuminated with amber hues, the outline of the peaks, with their needles, spires and pinnacles, is defined with an amazing sharpness, till the whole range presents for a moment the jagged teeth of a gigantic saw. Then, as the orb of day surmounts the horizon, the darkness of the snowy range yields gradually, parts of it become suffused with a purple mist, some points are obscured by a veil of golden gauze, while others, fronting the sun, are smitten with splendour and seem to catch fire. At length, the whole range of mountains subsides into a state of radiant whiteness.

(SIR RICHARD TEMPLE, Bart. India in 1880.)

De regeling der statistiek

BIJ DE

GOUVERNEMENTS-KOFFIECULTUUR,

DOOR

P. H. VAN DER KEMP.

>>De koffiecultuur is geen rekenkunstig vraagstuk, en de talrijke breede staten, die hare resultaten aanschouwelijk moeten maken, verzekeren ons geen boontje meer, doch doen fixie en teleurstellingen voortleven, terwijl zij de ambtenaren van meer practische bezigheden afhouden."

K. W. van Gorkom. De Gouvernementskoffiecultuur.

Vragen des Tijds. December 1879.

I.

Toen ik met den aanvang van 1869 mijne loopbaan bij het Binnenlandsch Bestuur mocht aanvangen, bestond de geheele koffiestatistiek uit een eenvoudig, doch practisch jaarstaatje, houdende voor iedere dèsa, hoeveel cultuurdienstplichtigen er waren; hoeveel ,,vruchtdragende" en jonge" koffieboomen men telde; hoeveel daarvan in den loop des jaars voor ,,afschrijving" in aanmerking kwamen; hoeveel men zou bijplanten; eindelijk hoeveel dus met den aanvang van het volgend jaar aanwezig moest zijn. In den legger van dat nieuwe jaar begon men dan met bij de vruchtdragenden van den voorgaanden legger de in dat jaar vruchtdragend geworden jongen te tellen, trok wijders het getal meerderjarig geDeel II, 1881.

13

wordenen van de jongen af, en met deze herziening ving dan weder de nieuwe legger aan.

Inderdaad buiten een dergelijke statistiek is geen orde op dit gebied van administratie mogelijk, want wijl men ieder jaar hebbe te regelen, waarmede de bevolking moet belast worden, zoo dient men toch wel te weten: èn het aantal belasten, èn de hoegrootheid van hetgeen opgelegd is: eenig statenwerk dus, een staatje b. v. als nog tien jaar geleden bestond zal altijd, zoolang men Gouvernementskoffiecultuur heeft, volstrekt noodzakelijk blijken. Maar bij de waardeering van zoo'n arbeid, verlieze men tevens nimmer uit het oog, dat de cijfers slechts grosso-modo kunnen opgegeven worden, dat er daarentegen honderderlei oorzaken bestaan, die hunne juistheid in gevaar brengen. Is reeds in het algemeen het aantal bestaande boomen onmogelijk precies op te geven, de overigens onmisbare scheiding tusschen „vruchtdragend" en „jong" maakt de cijfers nog veel onjuister; ten andere wijl men boekt voor vruchtdragend geworden jonge boomen, die van drie of vier jaar geleden aangeplant, gelijk de registers dit vermelden: doch veel is in dien tijd veranderd, veel gestorven en herplant, waardoor herplantingen eigenlijk niet de jaren des onderscheids bereikt hebben. Dan de afschrijvingen. Zij zijn eigenlijk officieele doodverklaringen, welke voorloopig, althans in den regel, geen ander gevolg hebben, dan dat de betrokken tuinen het voorrecht van een bepaald onderhoud moeten missen, terwijl men intusschen er de vruchten van blijft plukken. „Jaarlijks", zegt de schrijver aan wien het motto ontleend wordt, „jaarlijks hebben er voorts afschrijvingen en bijplantingen plaats, maar de productie houdt slechts rekening met de in onderhoud gebleven tuinen, en men weet overal dat oude, afgeschreven plantsoenen dikwerf nog een ruim beschot geven." Welnu: die plantsoenen dragen uitwendig geen bijzonder karakter, dat hen als afgeschreven stempelt. Zien er dus oude tuinen eenigszins verwaarloosd uit, de verontschuldiging ligt voor de hand, dat zij bereids zijn afgeschreven, alhoewel dit in werkelijkheid nog niet plaats vond; ontmoet men afgeleefde plantsoenen, die reeds dood verklaard waren, doch welk feit niet meer behoorlijk in herinnering is, dan worden zij nog eens afgeschreven, enz.: dwalingen, die vooral met zulk een vlottend en gebrekkig personeel als dat van het plaatselijk Binnenlandsch Bestuur niet zijn te vermijden. Wilt gij het effect van zoovele statistieke bezigheden in officiëelen stijl geschetst vinden, sla dan eens even het Koloniaal Verslag van '80 na, waar men over de statistiek der Gouvernements-koffiecultuur blz. 163/164 0. a. leest: „,Blijkens die statistiek waren in 1879 niet

« ZurückWeiter »