Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

heeft in de residentiën Tegal, Soerabaja, Pasoeroean en Probolingo. Dit geschiedt meer en meer overal waar voor het daarop nog aanwezige brandhout een débouché is te verwachten.

Op bl. 264 doet hij uitspraak over de quaestie wie goedkooper werkt: het Gouvernement of de particulieren? Hij zegt: »De parti>>culier is bovendien in den regel volstrekt niet op de hoogte van den >oogst der boschproducten, zoodat hij daarbij niet met het noodige > overleg handelt en daarvan niet veel partij trekt." Of nu die oogst der boschproducten, het op de meest voordeelige wijze kappen, bewerken en vervoeren van het hout, zulk een groot kunstwerk is, kan ik niet inzien. Ik beweer dat particulieren, bij wie geheel het eigenbelang op den voorgrond staat, over 't algemeen goedkooper en zuiniger werken, dat door hen veel op de kleintjes wordt gelet. Nog zuiniger bewerking of minder verspilling van het hout dan indertijd op de particuliere houtkapondernemingen Banglé, in Kediri, en Repaking, in Soerakarta, plaats had, is wel niet mogelijk. Men mag het er ook voor houden dat zij nog meer dan 's lands ambtenaren zullen omzien naar alle middelen, die ten voordeele der exploitatie kunnen strekken. Al mag in beginsel worden aangenomen dat zij thans met een winst gaan strijken die de Staat voor zich kon behouden, zoo betwijfel ik toch of de Staat van eigene boschexploitaties meer financiëel voordeel trekken zou. De Regeering heeft bij veel werk wat zij zelf op zich nam financiëel treurige ondervinding opgedaan.

Ik wil mij hiermede echter geenszins tot een tegenstander van Staatsexploitatie der bosschen verklaren. Integendeel; in het belang der toekomstige bosschen, die de tegenwoordige moeten vervangen, acht ik een exploitatie, een algeheele behandeling van deze laatste voor rekening van den Staat door de deskundige ambtenaren, een levensquaestie. In de algemeene behoeften, voor den Staat, de particuliere nijverheid en de bevolking, zou door Staatsexploitatie beter kunnen worden voorzien en de bosschen zouden meer algemeen volgens de eischen eener goede boschinrichting geëxploiteerd kunnen worden, waarin successivelijk allen zouden kunnen deelen; de uitoefening der politie in de bosschen zou gemakkelijker vallen, aan wegenaanleg zou meer worden gedaan, in Nederland zou zich wellicht eerder een markt voor het djati-hout openen, enz. Hoewel hieraan echter eenige niet te miskennen nadeelen tegenover staan, zou ik toch gaarne zien dat de Regeering proeven nam met eigen exploitatie, waartoe ook reeds herhaaldelijk pogingen bij haar zijn gedaan. ')

1) Het vóór en tegen van Staats- en particuliere exploitatie der djati-bosschen heb ik uitvoerig uiteengezet op bl. 310-316 van mijn dezer dagen bij de firma Ogilvie & Co. te Batavia verschenen werk: De Djati-bosschen op Java, hun natuur, verspreiding, geschiedenis en exploitatie".

Op bl. 264 keurt hij het af dat het aan Openbare Werken geleverd op stam staand hout tegen een hoogere waarde, zijnde de volle waarde volgens de Gouvernements-prijstarieven, wordt in rekening gebracht, dan de prijs bedraagt die de houtcontractanten voor hun bosschen betalen en in den regel ternauwernood de helft van die tariefs waarde bedraagt Dat hout voor den lande wordt echter zooveel mogelijk in de nabijheid der uit te voeren werken gekapt. Vonden de houtcontractanten ook zoo dicht nabij hun bosschen afzet voor al hun hout, instede van het, zooals meest geschiedt, met hooge kosten naar verafgelegen débouché-plaatsen te moeten vervoeren, dan zouden velen het hout op stam ook wel met de volle tariefs waarde willen betalen. Hiermede moet rekening worden gehouden.

Zijn opmerking over de grove houtverspilling bij aankap en verwerking door het binnenlandsch bestuur is volkomen juist, maar daarom werd reeds eenigen tijd geleden de maatregel genomen, dat alle aanvragen van het binnenlandsch bestuur voor het kappen van hout voor bepaalde werken vooraf aan het oordeel van den eerstaan wezenden Ingenieur in het betrokken gewest moet onderworpen worden. Waar dit niet geschiedt ligt de fout bij de residenten, die de bevelen der Regeering niet opvolgen. Zeker, het zou er treurig uitzien indien het beheer der bosschen weder aan het bestuur werd overgelaten.

Hij zou het vellen van hout voor het binnenlandsch bestuur in vrijen arbeid uitgevoerd, en daarentegen de thans daarvoor gebruikte heerendienstplichtigen aan de verschillende bosch werken geplaatst willen zien. Of die bosch werkzaamheden dan echter wel naar eisch en met den gewenschten spoed verricht zouden worden, moet ik zeer betwijfelen. Het werken bij aanneming, of zoogenaamd op taak, is de beste waarborg voor een goede en snelle uitvoering.

Op bl. 268 gewangt hij van den hoogen prijs van het in de bosschen aanwezige brandhout. Door zijn gemis aan kennis van de toestanden elders op Java ziet hij, bij zijn mededeelingen omtrent de waarde van het hout, voorbij, dat de residentie Japara, die hij tot bewijs aanhaalt, daarvoor in een exceptioneel geval verkeert. De bijzondere toestanden in dat gewest hebben hem op een dwaalspoor gebracht. In Japara heerscht groote houtnood. Dat is bekend. De djati-bosschen beslaan er slechts een oppervlakte van 225 vierkante kilometers, voor ongeveer de helft gelegen geheel in het Noorden der residentie en nagenoeg de andere helft langs de Zuidelijke grens. Wildhout-bosschen zijn er zeer schaars. De djati-bosschen zijn er meerendeels aanzienlijk uitgekapt, eenige bijna totaal vernield. Reeds in vorige eeuwen hadden zij door de belangrijke houtleveringen aan de Oost-Indische Compagnie veel geleden. Japara, alwaar de Compagnie

een houtzaagmolen had, droeg om de gunstige ligging der bosschen nabij het strand daarin een belangrijk aandeel. In de tweede helft der vorige eeuw konden de bosschen schier geen timmerhout meer leveren. Zoo ergens dan was vooral in de residentie Japara in vroegeren tijd de belangrijke jaarlijksche aankap van djati-hout niet geëvenredigd aan de uitgestrektheid dier bosschen. Behalve het aanzienlijk cijfer van den jaarlijkschen uitvoer van groote en kleine houtwerken werd ook op kwistige wijze in de plaatselijke behoeften voorzien. Eindelijk zag men de noodzakelijkheid in, den djati-bosschen de zoo hoogst noodige rust te laten, om hun uitgeputten staat allengs weder te herstellen. Door het verbod van den vrijen onbelemmerden aankap werd aan den kleinhandel en de kustvaart, de belangrijke visscherijen en de meubel-industrie, die in Japara een zekere vermaardheid bezat, een gevoelige schok toegebracht.

Japara bezit een groot aantal suikerfabrieken, maar de daarvoor noodige brandstof is er schaarsch. De vele fabrieken zijn dringend verlegen om brandhout en willen het er zeer duur betalen. Nergens elders doet zich die toestand in die mate voor. Ook in Pasoeroean, Probolingo en Cheribon wordt het brandhout door de suikerfabrikanten duur betaald, maar Japara staat daarin toch bovenaan. In geen enkele andere residentie zijn zóó zeer door de bevolking de vruchtboomen omgehakt om ze als brandhout aan de suikerfabrikanten te verkoopen. Was de schrijver echter elders gevestigd, bijv. in de afdeeling Blora van de residentie Rembang, welke afdeeling op zich zelve reeds meer dan viermaal zooveel djati-bosch als de geheele residentie Japara bevat, hij zou er deerlijk met zijn brandhout verlegen zitten De dáár en in de afdeeling Rembang gevestigde houtcontractanten verkoopen daarvan niets; zij kunnen het zelfs niet kosteloos laten weghalen en moeten zich de onkosten getroosten het in hun perceelen te verbranden.

Ook het timmerhout wordt in Japara duur betaald. Dat de inlanders er, meer dan elders, veel gebruik maken van de milde bepaling dat zij djati-hout kunnen koopen tegen den lagen prijs van 5 cents per strekkende meter, schrijf ik ook meer toe aan den grooten houtnood dan aan vertrouwen hunnerzijds jegens den schrijver, zooals hij meent.

Maar hoe groot ook de behoefte aan hout dáár of elders moge zijn, zoo is toch zijn taxatie van f 2500 voor een bouw goed bosch met 100 M3 timmerhout en 60 vadem brandhout geheel denkbeeldig. Eerstens levert geen enkel der tegenwoordige djati bosschen ') van ge

1) Hij bedoelt hier immers djati-bosch? Van zulk een waarde voor wildhoutbosch kan toch nog veel minder sprake zijn.

heel Java per bouw 100 M3 timmerhout op, maar al ware dit zoo, ook dan zou dat bedrag van f 2500, zelfs voor Jupara, dus onder de gunstigste omstandigheden, toch nog veel te hoog zijn. Dat cijfer is op niets gebaseerd. Met even veel of even weinig recht had hij het tienvoudige kunnen aannemen.

Onduidelijk is hetgeen hij op bl. 270 aanvoert over de voormalige boschexploitatie in blandongdienst, die behalve in Panolan ook nog in vele andere districten plaats vond. Geen bestrijder van Staatsexploitatie zal hem daarnaar verwijzen. Aan die wijze van exploitatie waren. groote bezwaren verbonden. Maar waarom noemt hij den toenmaligen boschbouwer houtzaagmolenaar? Gezaagd werd er nimmer, maar het hout werd meerendeels in het bosch vierkant beslagen. Zou hij gewild hebben dat al het hout in geheel ruwen toestand werd uitgesleept? Hoe ontzettend veel noodelooze trekkrachten zou men daarvoor hebben moeten te werk stellen? Hij is blijkbaar niet op de hoogte van wat daar geschiedde. De ambtenaren van het Bosch wezen, die van het jaar 1850 tot 1865 de aankappingen daar leidden, deden dat met alle overleg en zuinigheid en vereenigden daarmede ook het belang der bosschen voor de toekomst. Die geregeld uitgekapte perceelen dragen nu reeds kostbare jonge bosschen. Welke was de door hem beweerde vreemde taak, die zooveel tijd en inspanning vereischte dat de zorg voor de bosschen op den achtergrond geraakte? In hoever oefende, zooals hij beweert, de boschambtenaar een beroep uit waarvoor hij de capaciteit miste? Hoewel buiten elke bemoeienis met het toenmalige bosch beheer en de boschadministratie, zoo was ik toch jaren lang getuige van die werkzaamheden, maar begrijp niet wat hij met die holle phrasen bedoelt. Ik ontzeg hem, die eerst tien jaren later op Java kwam, het recht daarover een oordeel te vellen.

De regeling van een bedrijfsplan voor de exploitatie der bosschen zooals hij op blz 270 en 271 aangeeft, moet het werk van elken houtvester zijn. Hetzij de exploitatie door den Staat of door particulieren geschiedt, zooveel mogelijk moet zij zich toch daarop gronden. Zulk een kostbare commissie als hij daarvoor verlangt is echter niet noodig. Het getal houtvesterijen op Java moet uitgebreid worden, en dan kunnen de boutvesters, ieder in zijn boschdistrict, dat werk zelf volbrengen, met hun ondergeschikten. De schrijver, die het kleinste boschdistrict van geheel Java beheert en meer dan een zijner collega's daarvoor tijd beschikbaar heeft, geve hierin een goed voorbeeld.

Terecht merkt hij op blz. 273 op, dat het toezicht in de bosschen scherper moest zijn. Het personeel voor de boschpolitie zal ook eerlang aanzienlijk worden uitgebreid; die maatregel is reeds bij de Regeering in behandeling. Evenwel zal het toch onmogelijk blijven om in de

zoo uitgestrekte en afgelegen djadi- en wildhoutbosschen zelven geheel afdoende contrôle uit te oefenen, en daarom is het noodig om, wat hij afkeurt, ook het houtvervoer buiten de bosschen aan eenige contrôle te onderwerpen, ten einde, waar 't noodig mocht zijn, de herkomst te kunnen nagaan. Hij grondt zijn bewering hier weder op geregelde Europeesche toestanden of op de gesteldheid in de residentie Japara, alwaar men wegens de geringe uitgestrektheid der bosschen met eene krachtige politie in die bosschen zou kunnen volstaan.

Op bl. 274 faalt hij in zijn begrooting van de uitgestrektheid der bosschen. Die der djati-bosschen bedraagt nog geen 600000 hectaren. Daarentegen beslaan de gezamenlijke zoogenaamde wildhoutbosschen op Java niet, zooals hij opgeeft, slechts 300000 hectaren, maar zelfs nog veel meer oppervlakte daa de djati bosschen. Ik herhaal hier wat ik onlangs reeds aan Silvicola ) opmerkte: »De uitgestrekte >>wildhoutbosschen in het zuiden der residentiën Bantam, Preanger>regentschappen, Banjoemas, Kediri, Pasoeroean, Probolingo, Besoeki >en Banjoewangi, de samenhangende bosschen die nog zoo vele > bergen in de Preanger overdekken, die op den G. Tjermei, G. Slamat, >G. Wilis, G. Ardjoeno, G. Semeroe, G. Ajang, G. Raon en andere, >benevens de vele wildhout-bosschen in de lagere streken van het » binnenland, nemen te samen een nog heel wat grootere oppervlakte in." Zijn vergelijking met de bosschen van Duitschland gaat niet op. Hoe zijn de bosschen dáár, en hoe verreweg de meeste onzer djatibosschen? Per hectare bevatten de Duitsche bosschen dooreen wel achtmaal meer hout. Men houde toch rekening met de tegenwoordige treurige gesteldheid der djati-bosschen en stelle ze niet gelijk met den toestand, zooals die in de toekomst wezen zal. En wat de wildhoutsoorten betreft, zoo is over het algemeen de houtmassa per bahoe van de werkelijke goede soorten zeer gering.

Op bl. 275 en 276 vinden wij weder geheel willekeurige cijfers vermeld. De herleiding van het jaarlijks voor het binnenlandsch bestuur en op licentie gekapte djatihout en van hetgeen gestolen wordt, tot een gezamenlijke hoeveelheid van 1050 bahoe's is geheel uit de lucht gegrepen. Ik herhaal hier ook weder wat ik reeds boven opmerkte, dat niet alleen de goede bosschen, die timmerhout bevatten, door de particuliere industrie worden geëxploiteerd, maar evenzeer andere, die niets meer dan een weinig brandhout opleveren. Dit geschiedt in eenige residentiën op vrij groote schaal. Daarmede voortgaande is ook zeker, indien men hiervoor geen al te hooge eischen stelt, verreweg het meerendeel der djati-bosschen door de particuliere

') Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Nederlandsch-Indië, dl. XXV, bl. 485.

« ZurückWeiter »